ECLI:NL:RVS:2024:2000

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
202303812/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 4 mei 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank heeft op 9 juni 2023 het beroep gegrond verklaard, de afwijzing van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moet nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

In het hoger beroep heeft de staatssecretaris geklaagd over het oordeel van de rechtbank dat hij niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere uitspraak (ECLI:NL:RVS:2024:1071) uiteengezet wat van een vreemdeling mag worden verwacht om aan te tonen dat een paspoort frauduleus is verkregen. De Raad van State oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geklaagd over de motivering van de rechtbank en dat de grief slaagt.

Het hoger beroep is gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling is ongegrond verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2024.

Uitspraak

202303812/1/V3.
Datum uitspraak: 13 mei 2024
AFDELING,
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 9 juni 2023 in zaak nr. NL23.13736 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 4 mei 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 9 juni 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bulthuis, advocaat te Groningen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris klaagt in grief 4 terecht over het oordeel van de rechtbank dat hij niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. In de uitspraak van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071, onder 4, heeft de Afdeling uiteengezet wat van een vreemdeling mag worden verwacht om aannemelijk te maken dat een paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Uit het dossier blijkt niet dat de vreemdeling dat in lijn met de in die uitspraak gestelde eisen aannemelijk heeft gemaakt. Dit betekent dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de staatssecretaris verder heeft aangevoerd te bespreken. Omdat er geen beroepsgronden zijn waarover de rechtbank nog geen oordeel heeft gegeven en waarop na de overwegingen in hoger beroep nog moet worden beslist, is het beroep alsnog ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 9 juni 2023 in zaak nr. NL23.13736;
III.      verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2024
644-1020