ECLI:NL:RVS:2024:2017
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A. Kuijer
- J.W. Prins
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 21 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 30 april 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Erik, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 mei 2024 uitspraak gedaan. De rechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak leidde, en de motivering van de rechtbank werd overgenomen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 mei 2024.