ECLI:NL:RVS:2024:206
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering toegang tot Nederland en vrijheidsontnemende maatregel
Op 23 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste aanleg beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 8 december 2023 de toegang tot Nederland had geweigerd en een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank had op 22 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
In het hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, werd aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De Afdeling nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde. Er waren geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om de grensdetentie onrechtmatig te achten. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.