ECLI:NL:RVS:2024:2079
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard
Op 4 februari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 30 maart 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 6 november 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Jankie, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft namelijk niet toegelicht waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar onjuist is. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
In de beslissing heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 17 mei 2024.