ECLI:NL:RVS:2024:2153
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- De Poorter
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 20 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 9 april 2024 niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.W.F. Menick, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 6 mei 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
In de mondelinge uitspraak van 20 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Hierdoor was er geen aanleiding om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder aanvragen voor verblijfsvergunningen worden behandeld en de beperkte mogelijkheden voor hoger beroep in dergelijke zaken. De vreemdeling blijft zonder verblijfsvergunning, en de beslissing van de staatssecretaris blijft in stand.