ECLI:NL:RVS:2024:2196
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 januari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 25 april 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de vreemdeling niet heeft aangetoond dat zijn afwezigheid bij de geplande nadere gehoren niet aan hem is toe te rekenen. De vreemdeling ontving uitnodigingen voor deze gehoren, maar heeft niet toegelicht waarom hij niet is verschenen.
Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.