ECLI:NL:RVS:2024:2199
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid hoger beroep in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 mei 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening en het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 mei 2023 was afgewezen. Tevens was de vreemdeling ambtshalve uitstel van vertrek geweigerd. De rechtbank had op 28 maart 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. de Vries, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen op 4 april 2024 eindigde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de aangevoerde redenen van de vreemdeling niet voldoende waren om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van hoger beroep en de strikte naleving van de termijnen in bestuursrechtelijke procedures. De voorzieningenrechter, mr. H.G. Sevenster, heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, met de griffier M.E. van Laar LLM aanwezig.