ECLI:NL:RVS:2024:2237

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
202205376/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bestemmingsplan voor crossbaan elektrische motoren in Wierden

Op 29 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen de Stichting Enterse Sport Federatie (ESF) en de Enterse Motor Club (EMC) tegen de raad van de gemeente Wierden. De zaak betreft de weigering van de raad om een bestemmingsplan vast te stellen voor de realisatie van een crossbaan voor elektrische motoren op twee percelen in Wierden. De raad had op 4 juli 2022 de aanvraag van ESF afgewezen, omdat de huidige bestemmingen 'Agrarisch' en 'Verkeer - Onverhard' niet toestaan dat er een crossbaan wordt gerealiseerd. ESF en EMC hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerden dat de raad onvoldoende onderzoek had gedaan naar de verkeersveiligheid en de gevolgen van geluid- en stofoverlast.

De Afdeling heeft de ontvankelijkheid van het beroep van EMC beoordeeld en geconcludeerd dat EMC geen rechtstreeks belang heeft bij het besluit, omdat het slechts huurder is van de percelen. Hierdoor is het beroep van EMC niet-ontvankelijk verklaard. Wat betreft het beroep van ESF oordeelde de Afdeling dat de raad voldoende redenen had om het bestemmingsplan niet vast te stellen. De raad had de belangen van omwonenden, zoals verkeersveiligheid en het tegengaan van geluid- en stofoverlast, zwaarder laten wegen dan het belang van ESF bij de realisatie van de crossbaan. De Afdeling concludeerde dat het bestreden besluit niet ondeugdelijk was gemotiveerd en in overeenstemming was met het recht.

De uitspraak bevestigt dat de raad bij de afweging van belangen beleidsruimte heeft en dat de belangen van omwonenden in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van de aanvragers. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.

Uitspraak

202205376/1/R3.
Datum uitspraak: 29 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Enterse Sport Federatie (hierna: ESF) en Enterse Motor Club (hierna: EMC), beide gevestigd te Enter, gemeente Wierden,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Wierden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2022 heeft de raad de aanvraag van ESF om een bestemmingsplan vast te stellen voor de realisatie van een crossbaan ten behoeve van elektrische crossmotoren afgewezen.
Tegen dit besluit hebben ESF en EMC beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
ESF en EMC hebben nadere stukken ingediend.
Bewoners Rondweg te Enter hebben een stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op de zitting van 17 april 2024, waar ESF, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], EMC, vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], en de raad, vertegenwoordigd door
I.L.B. Boers-Leijten en J.E.M. Filart, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting Bewoners Rondweg te Enter, vertegenwoordigd door [gemachtigde F], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
De aanvraag om het bestemmingsplan vast te stellen is ingediend op 14 december 2020. Dat betekent dat in dit geval het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       ESF en EMC willen een crossbaan ten behoeve van elektrische motoren realiseren op twee percelen, kadastraal bekend gemeente Wierden, sectie Z, nummers 509 en 510, ter hoogte van de Fransendijk en de Rondweg te Enter (hierna: de percelen). Deze percelen zijn door ESF aangekocht en worden aan EMC verhuurd met het oog op de exploitatie van de crossbaan door EMC. Een crossbaan is ter plaatse niet toegestaan, omdat het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2009" aan de percelen de bestemmingen "Agrarisch" en "Verkeer - Onverhard" toekent. Daarom heeft BJZ.nu namens ESF bij de raad een aanvraag ingediend om het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening Fransendijk ong." vast te stellen, dat beoogt aan de percelen de bestemming
"Sport - Motorcrossterrein" toe te kennen. Een door BJZ.nu opgesteld ontwerpplan heeft ter inzage gelegen. Daartegen zijn door Bewoners Rondweg te Enter zienswijzen ingediend. De raad heeft besloten om dit bestemmingsplan niet vast te stellen. ESF en EMC zijn het hier niet mee eens, omdat het bestreden besluit volgens hen op onjuiste feiten steunt.
De ontvankelijkheid van het beroep van EMC
3.       De raad betwist de ontvankelijkheid van het beroep van EMC. Hij voert hiertoe aan dat EMC geen zakelijk gerechtigde is van de percelen waarop de weigering het bestemmingsplan vast te stellen betrekking heeft, maar slechts huurder is van die gronden. De raad wijst erop dat EMC als huurder geen rechtstreeks belang heeft, maar slechts een afgeleid belang op grond van de huurovereenkomst en daarom niet kan worden aangemerkt als belanghebbende. Het beroep van EMC dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raad.
3.1.    In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Bij een uitsluitend van een andere betrokkene afgeleid belang wordt niet voldaan aan de eis dat een belang rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit. Het enkele feit dat sprake is van een contractuele relatie tussen degene tot wie een besluit is gericht en een derde, betekent niet dat het belang van die derde bij dat besluit alleen al daarom een afgeleid belang is. Onderzocht moet worden of die derde los van die contractuele relatie ook een zelfstandig eigen belang heeft bij dat besluit.
3.2.    De Afdeling is van oordeel dat het belang van EMC, als huurder van de percelen waar het in deze zaak om gaat, niet rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat EMC en ESF een soortgelijk belang hebben. Zij wensen namelijk beide een wijziging van het planologisch regime ter plaatse zodat het daar is toegestaan om een crossbaan te exploiteren. EMC heeft los van de contractuele relatie met ESF geen ander zelfstandig eigen belang bij het bestreden besluit naar voren gebracht. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de Afdeling van oordeel dat EMC geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat het beroep, voor zover ingesteld door EMC, niet-ontvankelijk is.
Het beroep van ESF
Weigering om het bestemmingsplan vast te stellen
4.       ESF betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zij voert hierover in de eerste plaats aan dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten. In dat verband wijst ESF erop dat de raad de weigering om het bestemmingsplan vast te stellen mede heeft gebaseerd op de aanname dat er in de huidige situatie al sprake is van een verkeersonveilige situatie rondom het plangebied, terwijl daar nog geen onderzoek naar is gedaan. De op 4 juli 2022 door de raad aangenomen motie, die ziet op de verkeersveiligheid, versterkt het gevoel van ESF dat de raad onvoldoende zicht heeft gehad op de feitelijke situatie ten tijde van de besluitvorming over haar verzoek om vaststelling van het bestemmingsplan. Dit klemt volgens ESF temeer nu de raad de verkeersveiligheid van wezenlijk belang heeft geacht bij de afweging van de bij het besluit betrokken belangen. In de tweede plaats voert ESF aan dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de beoogde crossbaan geluid- en stofoverlast zal veroorzaken. Dat er nauwelijks geluidoverlast wordt veroorzaakt door aan- en afrijdend verkeer en juichende toeschouwers, blijkt volgens ESF uit de omstandigheid dat er slechts een klein aantal toeschouwers op de wedstrijden zal afkomen. Op de zitting heeft ESF toegelicht dat de toename van aan- en afrijdend verkeer geen stofoverlast voor omwonenden zal veroorzaken omdat de ingang van de crossbaan niet is voorzien aan de Rondweg. De raad heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat het bestemmingsplan niet strekt tot een goede ruimtelijke ordening.
4.1.    Bij het besluit over de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De Afdeling maakt die belangenafweging niet zelf, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
4.2.    De Afdeling overweegt dat de raad bij de besluitvorming over het verzoek van ESF van belang heeft geacht dat vaststelling van het bestemmingsplan strijd oplevert met de goede ruimtelijke ordening, omdat het leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van omwonenden. Volgens de raad weegt het belang van omwonenden bij een verkeersveilige situatie en het tegengaan van geluid- en stofoverlast zwaarder dan het belang van ESF bij het realiseren van de crossbaan. In dit kader heeft de raad toegelicht dat onvoldoende wordt geborgd dat stofoverlast, veroorzaakt door het crossen met motoren op de crossbaan, voor omwonenden wordt geminimaliseerd. In paragraaf 4.2.1.3.2 van de toelichting van het ontwerpplan staat weliswaar dat tussen het parcours en de omliggende woningen sprake is van een zekere mate van afscherming door de langs de randen aanwezige knotwilgen, maar de regels noch de toelichting van het ontwerpplan vermelden welke maatregelen ter voorkoming van stofoverlast nodig zijn en redelijkerwijs te treffen zijn. Ook is in de aan het ontwerpplan ten grondslag gelegde stukken door ESF niet of onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke mate van geluidoverlast aan- en afrijdend verkeer en juichende toeschouwers bij de exploitatie van de crossbaan zullen veroorzaken en hoe dit is te voorkomen dan wel in voldoende mate kan worden beperkt. De Afdeling overweegt dat de enkele, niet nader onderbouwde stelling van ESF op de zitting, dat het niet de bedoeling is om veelvuldig op de crossbaan wedstrijden en (grote) evenementen te organiseren daarvoor onvoldoende rechtszeker is. Het bij het ontwerpplan gevoegde akoestisch rapport en de planregels geven daarover geen duidelijkheid, zoals ESF ook heeft erkend.
Verder heeft de raad gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat de aan het ontwerpplan ten grondslag gelegde gegevens niet inzichtelijk maken wat de invloed van de crossbaan op de verkeerssituatie in de directe omgeving van het plangebied is. De raad acht nader onderzoek nodig teneinde goed te kunnen beoordelen, of en zo ja in hoeverre zich in de directe omgeving van het plangebied een verkeersonveilige situatie voordoet en wat de gevolgen van eventuele nieuwe ontwikkelingen in het gebied daarvoor zullen zijn. Het belang van verkeersveiligheid behoort tot een goede ruimtelijke ordening en valt bij uitstek binnen de beleidsruimte die de raad bij het al dan niet vaststellen van een bestemmingsplan heeft. De raad heeft zowel het belang van het tegengaan van geluid- en stofoverlast als de verkeersveiligheid voor omwonenden in dit geval zwaarder mogen laten wegen dan het belang van ESF bij het kunnen realiseren van een crossbaan op de percelen.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onzorgvuldig heeft gehandeld en uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij heeft besloten tot afwijzing van de aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen voor de wijziging van de bestemming van de percelen.
Het betoog slaagt niet.
Vertrouwensbeginsel
5.       ESF betoogt dat de raad met de weigering om het bestemmingsplan vast te stellen in strijd heeft gehandeld met de door hem in 2017 gedane toezegging dat medewerking zou worden verleend aan de realisatie van een crossbaan.
5.1.    Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.
5.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak
29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694, onder 11.2, dient de uitlating en/of gedraging in ieder geval toegesneden te zijn op de concrete situatie om een toezegging aan te nemen. Zowel ESF als de raad hebben op de zitting toegelicht dat er in 2017 voor de realisatie van een crossbaan geen concrete locatie tussen partijen is afgesproken. Gelet op het voorgaande heeft ESF niet aannemelijk gemaakt dat de raad een toezegging heeft gedaan waaruit zij redelijkerwijs kon afleiden dat de raad het bestemmingsplan voor de percelen zou vaststellen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6.       Het beroep, voor zover ingesteld door EMC, is niet-ontvankelijk.
7.       In wat ESF heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit met de hiervoor besproken weigeringsgrond ondeugdelijk is gemotiveerd of niet in overeenstemming is met het recht. Het beroep van ESF is ongegrond.
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep van Stichting Enterse Sport Federatie, voor zover het mede is ingesteld door Enterse Motor Club,
niet-ontvankelijk;
II.       verklaart het beroep van Stichting Enterse Sport Federatie voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Plambeck
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024
159-1091