ECLI:NL:RVS:2024:2250

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
202207338/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 23 november 2021 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, verklaarde op 30 november 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.L.J. Henket-Reijnen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 30 mei 2024 geoordeeld dat de grief van de vreemdeling, die betrekking heeft op de niet-kenbaarheid van de verklaring van zijn huidige vriend, niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris had terecht opgemerkt dat de schrijver van de verklaring zich niet had geïdentificeerd en dat de inhoud daarvan niet relevant was voor de beoordeling van de asielaanvraag. De overige argumenten van de vreemdeling werden ook niet overtuigend bevonden, waardoor de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaarde.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd genomen door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van M.E. van Laar LLM, griffier. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 30 mei 2024.

Uitspraak

202207338/1/V2.
Datum uitspraak: 30 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 30 november 2022 in zaak nr. NL21.18336 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 november 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 30 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.L.J. Henket-Reijnen, advocaat te Geleen, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend, waarop de vreemdeling heeft gereageerd.
Overwegingen
1.       De vreemdeling klaagt in de twaalfde grief terecht dat de rechtbank in haar uitspraak niet kenbaar is ingegaan op de door hem overgelegde verklaring van zijn huidige vriend. De grief leidt echter niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris heeft er ter zitting bij de rechtbank namelijk niet ten onrechte op gewezen dat de schrijver van de brief zich niet heeft geïdentificeerd en dat de inhoud daarvan niets toevoegt. Daarnaast volgt uit het oordeel onder 2 dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de overige tegenwerpingen van de staatssecretaris standhouden. Die tegenwerpingen maken dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de staatssecretaris het asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden.
2.       Wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd, leidt evenmin tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift in zoverre geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024
987