ECLI:NL:RVS:2024:2250
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 23 november 2021 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, verklaarde op 30 november 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.L.J. Henket-Reijnen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 30 mei 2024 geoordeeld dat de grief van de vreemdeling, die betrekking heeft op de niet-kenbaarheid van de verklaring van zijn huidige vriend, niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris had terecht opgemerkt dat de schrijver van de verklaring zich niet had geïdentificeerd en dat de inhoud daarvan niet relevant was voor de beoordeling van de asielaanvraag. De overige argumenten van de vreemdeling werden ook niet overtuigend bevonden, waardoor de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaarde.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd genomen door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van M.E. van Laar LLM, griffier. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 30 mei 2024.