ECLI:NL:RVS:2024:2300
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Wissels
- N. Verheij
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 15 maart 2024 de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft vernietigd. De staatssecretaris had op 16 mei 2022, aangevuld op 24 februari 2023, besloten om de verblijfsvergunning in te trekken, de vreemdeling op te dragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod uit te vaardigen. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van de staatssecretaris niet in stand konden blijven, maar dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Y.N. Teke-Bozkurt, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 juni 2024 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond is verklaard.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. C.M. Wissels als voorzitter en mr. N. Verheij en mr. J. Schipper-Spanninga als leden, in aanwezigheid van griffier mr. A.M.L. Hanrath. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.