202100826/1/R2.
Datum uitspraak: 5 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Biest-Houtakker, gemeente Hilvarenbeek,
appellant,
en
de raad van de gemeente Hilvarenbeek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Hilvarenbeek/Diessen/Biest-Houtakker, Realisatie 7 woningen/sanering 4 agrarische bouwvlakken" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 6 maart 2024, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door M. van Dam-Vogels, zijn verschenen. Verder zijn op zitting [partij A] en [partij B] en [partij C], bijgestaan door [gemachtigde], als partijen gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 13 april 2018 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan heeft betrekking op zes deellocaties in de gemeente Hilvarenbeek. Het plan voorziet in de realisatie van zes woningen en de sanering van drie varkenshouderijlocaties en een onbebouwd agrarisch bouwperceel. Vier van deze woningen worden mogelijk gemaakt door toepassing van de provinciale ruimte-voor-ruimte-regeling. De andere twee woningen, gelegen aan de Akkerstraat, worden gerealiseerd op basis van het reguliere woningbouwprogramma van de gemeente Hilvarenbeek.
3. [appellant] woont aan de [locatie] in Biest-Houtakker. Hij is het niet eens met de realisatie van de twee woningen aan de Akkerstraat. Volgens hem tasten deze woningen de waardevolle zichtlocatie op het buitengebied en de karakteristieke lintbebouwing van Biest-Houtakker aan. Daarnaast vindt [appellant] dat het bestemmingsplan niet zorgvuldig is voorbereid.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Structuurvisie Hilvarenbeek 2010
5. [appellant] betoogt dat de realisatie van twee woningen aan de Akkerstraat niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, omdat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met de Structuurvisie Hilvarenbeek 2010 (hierna: structuurvisie). Hiertoe voert hij aan dat uit de structuurvisie volgt dat vanaf de Akkerstraat het open zicht op het buitengebied behouden moet worden. Bij de kruising Akkerstraat en Biestsestraat is daarnaast sprake van een onbebouwde waardevolle zichtlocatie. De in het plan voorziene woningen tasten deze waardevolle zichtlocatie op het buitengebied aan. Bovendien tasten de voorziene woningen de karakteristieke lintbebouwing van Biest-Houtakker aan, omdat met dit plan woningen worden gebouwd achter, in plaats van aan het lint van de Biestsestraat.
5.1. Uit paragraaf 8.3.3 van de structuurvisie volgt dat op een tweetal plaatsen aan het lint van de Biestsestraat nog enkele waardevolle zichtlocaties op het buitengebied aanwezig zijn. Deze zichtlocaties zijn onbebouwde delen in het lint nabij het kruispunt met de Akkerstraat en het Spruitenstroompje. Voor nieuwe initiatieven gelden op grond van de structuurvisie verschillende toetsingscriteria, waaronder enkele ruimtelijke toetsingscriteria. Namelijk dat initiatieven de ruimtelijke structuur niet moeten verstoren. Dat wil zeggen dat voorkomen moet worden dat grote schaalverschillen in bouwhoogte, bouwmassa, gevelindeling en architectuurvorm met de directe omgeving zullen worden veroorzaakt. Daarnaast moet voorkomen worden dat er aan de linten grote aaneengesloten gebouwen worden gerealiseerd. Aaneengesloten bebouwing moet zich beperken tot de aanwezige gevellengtes in de directe omgeving. Verder moet bij initiatieven op de overgang naar het buitengebied veel aandacht geschonken worden aan behoud van openheid.
5.2. De structuurvisie staat er op zichzelf niet aan in de weg dat het plangebied, dat is gelegen nabij de kruising Biestsestraat met de Akkerstraat, wordt bebouwd. Nieuwe bebouwing nabij de kruising Akkerstraat en Biestsestraat is namelijk volgens de structuurvisie toegestaan, mits wordt voldaan aan de toetsingscriteria.
Daarover overweegt de Afdeling dat de raad heeft toegelicht en onderbouwd dat met "ruimtelijke structuur" wordt bedoeld "de historisch ruimtelijke structuur". Het driehoekige perceel, dat is gelegen op de kruising met de Akkerstraat en direct naast het plangebied, maakt onderdeel uit van die historische structuur. Dit perceel wordt in de plantoelichting aangemerkt als "het gehuchtenpleintje". De raad heeft verder toegelicht dat met het plan is getracht om deze oorspronkelijke historische structuur, waaronder het gehuchtenpleintje, te herstellen. In de verbeelding is een gevellijn opgenomen en in de planregels is bepaald dat de woningen moeten worden gebouwd achter deze gevellijn. Hiermee wordt verzekerd dat de voorgevels van de in het plan voorziene woningen aansluiten bij de voorgevels van de al aanwezige woningen in de lintbebouwing. Verder geldt dat door de in het plan opgenomen maximale bouwhoogtes van de twee woningen van 9 m en de in het plan opgenomen bouwregels over de bouwdiepte is verzekerd dat grote schaalverschillen in bouwhoogte en bouwmassa met de directe omgeving worden voorkomen. Daarnaast heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat met twee vrijstaande woningen met een bouwdiepte van ten hoogste 15 m, mede gelet op de omvang van de overige woningen in het bebouwingslint, geen sprake is van grote aaneengesloten gebouwen aan het lint.
Tot slot geldt dat de raad veel aandacht heeft geschonken aan behoud van openheid. De raad heeft bijvoorbeeld naar aanleiding van diverse zienswijzen besloten om het aantal beoogde woningen aan de Akkerstraat terug te brengen van drie naar twee woningen. Daarnaast krijgt een strook van 15 m breed de bestemming "Groen", zodat de zichtlijn vanuit de hoek op de kruising van de Akkerstraat en de Biestsestraat op het buitengebied grotendeels behouden blijft. Verder geldt dat ook aan een strook aan de andere zijde van het plangebied en aan een strook tussen de twee woningen de bestemming "Groen" is toegekend, zodat ook het zicht vanaf de Biestsestraat op het buitengebied behouden blijft.
5.3. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de Afdeling van oordeel dat het plan voldoet aan de ruimtelijke criteria volgens de structuurvisie en dat van een onaanvaardbare aantasting van de waardevolle zichtlocatie nabij de kruising Biestsestraat en Akkerstraat of een onaanvaardbare aantasting van het bebouwingslint van Biest-Houthakker, zoals door [appellant] is gesteld, niet is gebleken.
Nu het plan voldoet aan de criteria volgens de structuurvisie, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de structuurvisie in de weg staat aan het realiseren van de twee woningen.
Het betoog slaagt niet.
Deskundigenrapporten
6. Bovendien betoogt [appellant] dat het bestemmingsplan, wat betreft het plandeel dat voorziet in de twee woningen aan de Akkerstraat, niet zorgvuldig is vastgesteld. De raad heeft niet voldaan aan zijn vergewisplicht als het gaat om de adviezen die aan het besluit ten grondslag liggen, omdat relevante feiten en omstandigheden ontbreken. Volgens [appellant] heeft de raad te veel of onnodig gecompenseerd aan de initiatiefnemers van het plan, omdat de bedrijfsverplaatsing voorafgaand aan de vaststelling van dit plan al volledig was gecompenseerd.
6.1. De Afdeling stelt voorop dat beoordeeld moet worden of de raad dit plan vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening vast mocht stellen.
6.2. De Afdeling overweegt dat het plan, naast de twee woningen aan de Akkerstraat, weliswaar voorziet in de sanering van drie varkenshouderijlocaties en een onbebouwd agrarisch bouwperceel en de bouw van vier ruimte-voor-ruimte woningen, maar dat voor de locatie aan de Akkerstraat uitsluitend woontitels worden ingezet uit het reguliere woningbouwprogramma van de gemeente Hilvarenbeek. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat de twee woningen aan de Akkerstraat in ruimtelijk opzicht, los van de bedrijfssanering, gerealiseerd zouden kunnen worden en dat de raad los van de bedrijfssanering heeft beoordeeld of de woningen als zodanig in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad zich, mede gelet op wat hiervoor in 5.2 is overwogen, op het standpunt stellen dat de woningen in ruimtelijk opzicht aanvaardbaar zijn. Verder is de Afdeling van oordeel dat, voor zover [appellant] dit heeft aangevoerd, niet aannemelijk is geworden dat het plandeel met de woningen aan de Akkerstraat niet uitvoerbaar is.
Omdat de woningen aan de Akkerstraat in ruimtelijk opzicht ook los van de bedrijfssanering kunnen worden gerealiseerd, is voor de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid de inhoud van de adviezen niet relevant. De vraag of met dit plan te veel of onnodig wordt gecompenseerd is voor de beoordeling of de raad dit plan uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening mocht vaststellen in dit geval dus niet van belang.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2024
680-1074