ECLI:NL:RVS:2024:2347

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
202401080/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Spapens, verzet aangetekend tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 september 2023. De rechtbank had het verzetschrift doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ter behandeling als hogerberoepschrift. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een aanvullend stuk ingediend. De vreemdeling heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de staatssecretaris.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de vreemdeling het hoger beroep heeft ingetrokken omdat de staatssecretaris op 2 mei 2024 een inwilligend besluit heeft genomen op de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar en haar minderjarige kinderen. Dit besluit was in afwijking van het oordeel van de rechtbank en omvatte ook een dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de proceskosten.

De Afdeling heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht is vastgesteld dat de vreemdeling recht heeft op vergoeding van € 875,00 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De beslissing is genomen door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 juni 2024.

Uitspraak

202401080/1/V3.
Datum uitspraak: 6 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Spapens, advocaat te Amsterdam, heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 september 2023 in zaak nr. NL23.8750.
De rechtbank heeft het verzetschrift aan de Afdeling doorgezonden ter behandeling als hogerberoepschrift.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken, omdat de staatssecretaris op 2 mei 2024 een inwilligend besluit heeft genomen op de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar en haar minderjarige kinderen. Bij dat besluit heeft de staatssecretaris - in afwijking van het oordeel van de rechtbank - ook een dwangsom toegekend voor het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag omdat de wettelijke beslistermijn op 9 februari 2023 was verstreken en de ingebrekestelling geldig was. Daarmee is hij aan de vreemdeling tegemoetgekomen, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. De staatssecretaris heeft bij brief van 16 mei 2024 desgevraagd meegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van de proceskosten.
2.       Het verzoek wordt toegewezen. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht komt de Afdeling wat betreft de door een derde verleende rechtsbijstand uit op 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het als hogerberoepschrift aan te merken verzetschrift, met wegingsfactor 0,5 omdat de zaak uitsluitend ging over het niet tijdig nemen van een besluit en van eenvoudige aard was. Dit leidt tot een bedrag van € 875,00.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende bijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2024
18