ECLI:NL:RVS:2024:2347
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Spapens, verzet aangetekend tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 september 2023. De rechtbank had het verzetschrift doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ter behandeling als hogerberoepschrift. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een aanvullend stuk ingediend. De vreemdeling heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de staatssecretaris.
De Afdeling heeft vastgesteld dat de vreemdeling het hoger beroep heeft ingetrokken omdat de staatssecretaris op 2 mei 2024 een inwilligend besluit heeft genomen op de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar en haar minderjarige kinderen. Dit besluit was in afwijking van het oordeel van de rechtbank en omvatte ook een dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de proceskosten.
De Afdeling heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht is vastgesteld dat de vreemdeling recht heeft op vergoeding van € 875,00 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De beslissing is genomen door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 juni 2024.