ECLI:NL:RVS:2024:2367
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op verzoek vreemdeling
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 18 maart 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek van 17 juni 2022 niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend ter ondersteuning van zijn hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 juni 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt opgemerkt dat het verzoek van de vreemdeling om terug te komen op een eerdere beslissing in een procedure uit 2011 niet in de behandeling van het hoger beroep wordt betrokken. De rechtbank heeft de uitspraak dwingend als object van hoger beroep aangewezen, wat betekent dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak.
De Raad van State oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.