ECLI:NL:RVS:2024:2367

Raad van State

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
202402349/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op verzoek vreemdeling

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 18 maart 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek van 17 juni 2022 niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend ter ondersteuning van zijn hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 juni 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt opgemerkt dat het verzoek van de vreemdeling om terug te komen op een eerdere beslissing in een procedure uit 2011 niet in de behandeling van het hoger beroep wordt betrokken. De rechtbank heeft de uitspraak dwingend als object van hoger beroep aangewezen, wat betekent dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak.

De Raad van State oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.

Uitspraak

202402349/1/V2.
Datum uitspraak: 10 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 maart 2024 in zaak nr. 22/4903 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek van 17 juni 2022.
Bij uitspraak van 18 maart 2024 heeft de rechtbank dat beroep niet-on vtvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Voor zover de vreemdeling in zijn hogerberoepschrift subsidiair de Afdeling verzoekt om terug te komen op een beslissing in hoger beroep inzake een procedure die hij in 2011 heeft gevoerd, wordt dit verzoek niet in de behandeling van het hoger beroep betrokken. De uitspraak van de rechtbank is ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 dwingend als object van hoger beroep aangewezen.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2024
987