ECLI:NL:RVS:2024:2440
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 5 februari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd op 17 november 2022 afgewezen, en het bezwaar dat de vreemdeling hiertegen indiende, werd op 24 maart 2023 ongegrond verklaard.
De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 4 maart 2024 eindigde. Het hogerberoepschrift is echter pas op 5 maart 2024 ter post bezorgd, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De vreemdeling heeft geprobeerd te betogen dat het hoger beroep op 4 maart 2024 per post is ingesteld, maar deze stelling was niet onderbouwd en werd niet geloofd door de Raad van State. De Raad oordeelde dat er geen reden was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 juni 2024, en de beslissing werd vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.