ECLI:NL:RVS:2024:2485
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod vreemdeling
Op 19 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 3 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd. De rechtbank had op 15 februari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde.
In de uitspraak van de Raad van State werd vastgesteld dat de vreemdeling in zijn hogerberoepschrift niet had voldaan aan de wettelijke eisen. Volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000 dient een appellant duidelijk te maken op welk punt de uitspraak van de rechtbank niet juist is. De vreemdeling had weliswaar redenen aangevoerd waarom hij in Nederland wilde blijven, maar deze gaven geen inzicht in de onjuistheid van de eerdere uitspraak. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.