ECLI:NL:RVS:2024:2547

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
202403416/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel

Op 24 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank had op 10 mei 2024 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. Dit volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 5 februari 2024, waarin de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was ingewilligd. De vreemdeling had echter verzocht om een wijziging van zijn geboortedatum, wat door de staatssecretaris op 13 maart 2024 werd afgewezen.

De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht toepassing had gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor er geen hoger beroep mogelijk was tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling had aangevoerd dat er redenen waren om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, maar de Afdeling oordeelde dat er geen sprake was van een onterecht proces. De enkele vermelding van een onjuiste rechtsmiddelenclausule in de uitspraak van de rechtbank was niet voldoende om het verbod op hoger beroep te doorbreken.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en besloot het hogerberoepschrift door te sturen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling als verzetschrift. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.

Uitspraak

202403416/1/V1
Datum uitspraak: 24 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 10 mei 2024 in zaak nr. NL24.18358 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2024 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij brief van 15 februari 2024 heeft de vreemdeling de staatssecretaris verzocht de in dat besluit vermelde geboortedatum van de vreemdeling te wijzigen.
Bij brief van 13 maart 2024 heeft de staatssecretaris dat verzoek afgewezen.
Bij uitspraak van 10 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, advocaat te Velp (Gld), hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt dat zij toepassing heeft gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Tegen die uitspraak kan daarom geen hoger beroep worden ingesteld (zie artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb). Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen daartegen wel verzet doen bij de bestuursrechter, in dit geval de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam (zie artikel 8:55, eerste lid, van de Awb).
2.       Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich in deze zaak niet voor. Dat de rechtbank in de uitspraak een onjuiste rechtsmiddelenclausule heeft opgenomen, maakt dit niet anders. Een onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting kan geen recht van hoger beroep in afwijking van wettelijke bepalingen doen ontstaan. Vergelijk, in een geval van termijnoverschrijding, de uitspraak van de Afdeling van 27 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2795, onder 1.
3.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De Afdeling zal het hogerberoepschrift van de vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank doorsturen naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, voor verdere behandeling als verzetschrift (zie artikel 6:15 van de Awb).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2024
392