ECLI:NL:RVS:2024:2547
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
Op 24 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank had op 10 mei 2024 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. Dit volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 5 februari 2024, waarin de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was ingewilligd. De vreemdeling had echter verzocht om een wijziging van zijn geboortedatum, wat door de staatssecretaris op 13 maart 2024 werd afgewezen.
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht toepassing had gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor er geen hoger beroep mogelijk was tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling had aangevoerd dat er redenen waren om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, maar de Afdeling oordeelde dat er geen sprake was van een onterecht proces. De enkele vermelding van een onjuiste rechtsmiddelenclausule in de uitspraak van de rechtbank was niet voldoende om het verbod op hoger beroep te doorbreken.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en besloot het hogerberoepschrift door te sturen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling als verzetschrift. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.