ECLI:NL:RVS:2024:2558

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
202401694/4/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verschoning van staatsraad in bestuursrechtelijke zaak

In de zaak met nummer 202401694/4/A3 heeft staatsraad mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen op 24 juni 2024 verzocht om zich te mogen verschonen in verband met een wrakingsverzoek dat betrekking heeft op een eerdere zaak, genummerd 202401694/1/A3. Dit verzoek om verschoning is gedaan omdat de staatsraad betrokken was bij het College van beroep voor het bedrijfsleven, waar de Nationale ombudsman eerder als president heeft gefunctioneerd. De staatsraad vreesde dat zijn eerdere functie een schijn van vooringenomenheid zou kunnen oproepen bij de behandeling van het wrakingsverzoek. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 juni 2024 besloten het verzoek om verschoning toe te wijzen, waarbij de motivering van de staatsraad als gerechtvaardigd werd beschouwd. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. E.A. Minderhoud en de leden mr. A. ten Veen en mr. J.H. van Breda, in aanwezigheid van griffier mr. N.D.T. Pieters. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

202401694/4/A3
Datum beslissing: 25 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek om verschoning (ex artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht: hierna: Awb) van:
mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen.
Procesverloop
Ten aanzien van zaak nr. 202401694/3/A3, die op 25 juni 2024 op zitting zal worden behandeld, heeft staatsraad mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen (hierna: de staatsraad), die als lid van de meervoudige kamer belast is met de behandeling van deze zaak, op 24 juni 2024 het verzoek gedaan zich te mogen verschonen. Deze zaak betreft een wrakingsverzoek in zaak nr. 202401694/1/A3.
Overwegingen
1.       Ingevolge artikel 8:19, eerste lid, van de Awb kan op grond van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:15 elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen.
In artikel 8:15 is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.       Bij de voorbereiding van de zaak is het de staatsraad gebleken dat verzoeker in zaak nr. 202401694/3/A3 ter onderbouwing van zijn vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden onder meer een verband heeft gelegd tussen de functie die de Nationale ombudsman eerder heeft vervuld als president van het College van beroep voor het bedrijfsleven en de betrokkenheid van de gewraakte staatsraad bij dat College in diezelfde periode. In de periode waarin de Nationale ombudsman president was van het College heeft de staatsraad als plaatsvervangend lid van het College gefungeerd. Om iedere schijn van vooringenomenheid bij de behandeling van het wrakingsverzoek te voorkomen, heeft zij verzocht zich te mogen verschonen.
3.       De Afdeling acht, gezien deze motivering, inwilliging van het verzoek gerechtvaardigd.
4.       Gelet op het vorenstaande, wordt het verzoek toegewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, en mr. A. ten Veen en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Minderhoud
voorzitter
w.g. Pieters
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2024