ECLI:NL:RVS:2024:2566

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
202403659/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling

Op 26 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 23 april 2024 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 11 mei 2024 werd de termijn van de bewaringsmaatregel met maximaal drie maanden verlengd. De rechtbank had op 6 juni 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank onbevoegd was om van het hoger beroep kennis te nemen voor zover dit gericht was tegen de verlenging van de maatregel van bewaring, aangezien hiertegen geen hoger beroep mogelijk is volgens de wet. Voor het overige leidde het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de ingediende vragen niet relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de beperkingen van hoger beroep in zaken van bewaring en de noodzaak voor duidelijke juridische gronden voor het aanvechten van beslissingen van de staatssecretaris.

Uitspraak

202403659/1/V3
Datum uitspraak: 26 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 6 juni 2024 in zaak nr. NL24.21735 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2024 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld. Bij besluit van 11 mei 2024 heeft de staatssecretaris onder meer de termijn van de aan de vreemdeling opgelegde bewaringsmaatregel verlengd met ten hoogste drie maanden.
Bij uitspraak van 6 juni 2024 heeft de rechtbank het met een kennisgeving vanwege de staatssecretaris daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat onder meer over het verlengen van de maatregel van bewaring (artikel 59b, derde lid, van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling is in zoverre onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
3.       Het hoger beroep leidt voor het overige niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift in zoverre geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
4.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is in zoverre ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt in zoverre bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, voor zover dat is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank over het verlengen van de maatregel van bewaring;
II.       bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2024
918