ECLI:NL:RVS:2024:2632
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 1 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 april 2024 het beroep van twee vreemdelingen gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf. De staatssecretaris had deze aanvraag eerder op 28 juli 2020 afgewezen en het bezwaar van de vreemdelingen op 26 oktober 2023 opnieuw ongegrond verklaard.
In de procedure voor de voorlopige voorziening heeft de staatssecretaris verzocht om uitstel van de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank mogelijk niet in stand blijft. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening te treffen, zodat de staatssecretaris niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze beslissing is genomen in het openbaar en is vastgesteld door mr. D.A. Verburg, met mr. L.C. Lodeweges als griffier.