ECLI:NL:RVS:2024:2673
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen ophouding vreemdeling voor verhoor
Op 2 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 10 april 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was opgehouden voor verhoor door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 maart 2024. De rechtbank had ten onrechte vermeld dat er hoger beroep mogelijk was tegen de ophouding, wat volgens de wet niet kan. De Raad van State heeft zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat de rechtbank onterecht had aangegeven dat hoger beroep mogelijk was. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte informatie over de mogelijkheden van hoger beroep in vreemdelingenzaken.