ECLI:NL:RVS:2024:2734
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
Op 4 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 14 maart 2024 de aanvraag opnieuw afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Klein Hesselink, had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 17 mei 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Bovendien ging het hoger beroep onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling was beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om anders te oordelen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij mr. M. den Heyer als lid van de enkelvoudige kamer en mr. D.I. van Kesteren als griffier aanwezig waren.