ECLI:NL:RVS:2024:2738
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor machtiging tot voorlopig verblijf
Op 5 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend, welke op 27 november 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 8 maart 2023 ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 5 juli 2023 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In de tussentijd diende de vreemdeling een verzoek in voor een voorlopige voorziening, waarin hij vroeg om een mvv voor zijn verblijf in Nederland. De voorzieningenrechter overwoog dat de gevolgen van een voorlopige voorziening onomkeerbaar zouden zijn en dat het hoger beroep van de staatssecretaris en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 26 maart 2024 in dat geval hun betekenis grotendeels zouden verliezen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.