ECLI:NL:RVS:2024:2738

Raad van State

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
202304893/4/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor machtiging tot voorlopig verblijf

Op 5 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend, welke op 27 november 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 8 maart 2023 ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 5 juli 2023 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In de tussentijd diende de vreemdeling een verzoek in voor een voorlopige voorziening, waarin hij vroeg om een mvv voor zijn verblijf in Nederland. De voorzieningenrechter overwoog dat de gevolgen van een voorlopige voorziening onomkeerbaar zouden zijn en dat het hoger beroep van de staatssecretaris en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 26 maart 2024 in dat geval hun betekenis grotendeels zouden verliezen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202304893/4/V2
Datum uitspraak: 5 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 5 juli 2023 in zaak nr. NL23.7982 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 8 maart 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 26 maart 2024 heeft de staatssecretaris het tegen het besluit van 27 november 2021 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft daartegen beroepsgronden ingediend. Ook heeft hij een nader stuk ingediend en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening de minister op te dragen hem een mvv te verlenen voor de reis naar en het verblijf in Nederland.
2.       Omdat de gevolgen van een dergelijke voorziening in de praktijk onomkeerbaar zullen zijn en het hoger beroep van de minister tegen de uitspraak van de rechtbank en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 26 maart 2024 hun betekenis in dat geval grotendeels zouden verliezen, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2024
897-1048