ECLI:NL:RVS:2024:2746
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid hoger beroep asielaanvraag
Op 4 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 19 maart 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 19 juni 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.H.M. Handring, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 26 juni 2024 eindigde, maar dat het hogerberoepschrift pas na deze datum bij de Raad van State was ontvangen. De vreemdeling had geen geldige redenen aangevoerd om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen, aangezien niet was aangetoond dat haar gemachtigde door bijzondere omstandigheden niet in staat was om tijdig actie te ondernemen. Hierdoor werd het hoger beroep als niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 4 juli 2024, door mr. J.C.A. de Poorter, in aanwezigheid van griffier mr. J. van de Kolk.