ECLI:NL:RVS:2024:2747
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep tegen uitspraak rechtbank
Op 5 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 mei 2024 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C. Chen, advocaat te Alkmaar, had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 5 juni 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling ging vervolgens in hoger beroep.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De Afdeling nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep niet leidde tot vernietiging van de uitspraak. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De beslissing van de Raad van State houdt in dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.