ECLI:NL:RVS:2024:2753

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
202403462/1/R4 en 202403462/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en hoger beroep inzake last onder bestuursdwang opgelegd door college van burgemeester en wethouders van Utrecht

Op 25 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een last onder bestuursdwang die op 4 oktober 2023 door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht aan [verzoeker] was opgelegd. Deze last was het gevolg van verschillende overtredingen van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 in de woningen aan [locatie 1] en [locatie 2] in Utrecht. De last hield in dat de woningen schoon en brandveilig moesten worden gemaakt door een grote hoeveelheid spullen en papier te verwijderen.

Na het besluit op bezwaar van 28 februari 2024, waarin de last in stand werd gelaten, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank op 30 mei 2024 het beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard. Hierop heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de bestuursdwang zou worden toegepast. Tijdens de openbare zitting op 25 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het college terecht de veiligheidsbelangen van [verzoeker] en anderen had meegewogen bij het opleggen van de last. De voorzieningenrechter benadrukte dat de wens van [verzoeker] om zijn spullen te behouden niet opweegt tegen de noodzaak om de veiligheid te waarborgen. De voorzieningenrechter sprak de hoop uit dat de gemeente in gesprek blijft met [verzoeker] om tot een structurele oplossing te komen, maar benadrukte dat er eerst opgeruimd moet worden.

Uitspraak

202403462/1/R4 en 202403462/2/R4.
Datum uitspraak: 25 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend in Utrecht,
verzoeker,
tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden­Nederland van 30 mei 2024 in de zaken nrs. 24/2971 en 24/2976 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Openbare zitting gehouden op 25 juni 2024 om 13:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. N. Verheij, voorzieningenrechter
griffier: mr. L.S. Kors
Verschenen:
[verzoeker];
Het college, vertegenwoordigd door J. Broeze, S. Fokkema en M. Hulst.
====================================
Bij besluit van 4 oktober 2023 heeft het college aan [verzoeker] een last onder bestuursdwang opgelegd wegens verschillende overtredingen van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 in de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] in Utrecht. De last houdt, kort weergegeven, in dat de woningen schoon en brandveilig moeten worden gemaakt door de grote hoeveelheid spullen en papier te verwijderen.
Bij besluit op bezwaar van 28 februari 2024 heeft het college deze last in stand gelaten.
Bij de uitspraak van 30 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard.
[verzoeker] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat de aangezegde bestuursdwang wordt toegepast.
De voorzieningenrechter
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
De motivering daarvoor is:
De voorzieningenrechter begrijpt dat [verzoeker] in een moeilijke situatie zit en dat wat er nu gebeurt zwaar voor hem is, maar het college heeft terecht de veiligheidsbelangen van [verzoeker] zelf en van anderen meegewogen bij het opleggen van de last onder bestuursdwang. Gelet op wat de voorzieningenrechter in het dossier heeft gezien, waaronder foto's van de situatie, heeft het college terecht geoordeeld dat in dit geval die veiligheidsbelangen zwaarder moeten wegen dan de wens van [verzoeker] om alle papier en spullen te behouden in de woningen.
De voorzieningenrechter licht toe dat er een algemene ervaringsregel is dat een ongeluk in een klein hoekje zit. De redenering van [verzoeker], dat er alleen gevaar zou zijn als er daadwerkelijk brand uitbreekt, overtuigt de voorzieningenrechter niet. Het kan immers altijd gebeuren dat ergens brand uitbreekt.
De voorzieningenrechter spreekt naar het college zijn hoop uit dat de gemeente haar gesprekken met [verzoeker] voortzet om tot een structurele oplossing te komen en benadrukt naar beide partijen dat er nu eerst opgeruimd moet worden.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Kors
griffier
687