202401865/2/R4
Datum uitspraak: 8 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D], [verzoeker E], [verzoeker F] en [verzoeker G], allen wonend in Putten (hierna: [verzoeker] en anderen),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Putten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Henslare" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 juni 2024, waar [verzoeker D], [verzoeker E] en [verzoeker B], bijgestaan door [gemachtigde] en door mr. G. Bosma en mr. H.K.P. Yildiz, advocaten te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door J. Dijkhuis en R.J. Snippert, zijn verschenen.
Overwegingen
Voorlopig karakter
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip, van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 1 juni 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3. Het bestemmingsplan maakt de eerste fase van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Henslare mogelijk, dat 5,8 ha uitgeefbare grond omvat. Het plan biedt ruimte voor uit te plaatsen bedrijven en nieuwe bedrijven. Het bedrijventerrein is voorzien ten westen van de bebouwde kom van Putten.
Beoordeling van het verzoek
4. [verzoeker] en anderen wonen ten westen van het zuidelijke gedeelte van het plangebied aan de Brijstroetweg en de Bijsterenseweg en verzetten zich tegen de komst van het bedrijventerrein. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat er omgevingsvergunningen kunnen worden verleend voor de bouw van bedrijfsgebouwen nabij hun woningen. Zij vrezen voor onder meer aantasting van hun uitzicht en privacy, geluid- en geurhinder en voor wateroverlast als gevolg van de verharding van het bedrijventerrein. Verder stellen zij dat aan hen de toezegging is gedaan dat eerst zal worden onderzocht of de zogenoemde noordelijke kavel kan worden ontwikkeld tot bedrijventerrein, voordat het zuidelijke gedeelte van dit plangebied, ten oosten van hun woningen, wordt ontwikkeld. De noordelijke kavel is het gebied tussen het treinspoor en de Henslare, ter hoogte van het bedrijf Benegas B.V., en ligt buiten het plangebied van dit bestemmingplan.
4.1. De voorzieningenrechter ziet in het verzoek van [verzoeker] en anderen geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voornaamste reden daarvoor is dat de ruimtelijke impact van het bestemmingsplan ter plaatse van hun woningen beperkt is.
Het plangebied ten oosten van de Brijstroetweg heeft over een breedte van ongeveer 50 m de bestemming "Agrarisch" met de gebiedsaanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied". Artikel 16 van de planregels geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om de bestemming van deze gronden te wijzigen in "Bedrijventerrein" of "Groen". Dit betekent dat deze gronden pas kunnen worden ontwikkeld tot bedrijventerrein nadat er een toekomstig besluit is genomen waarbij dit mogelijk wordt gemaakt. Tegen dat toekomstige besluit staat, net als tegen dit bestemmingsplan, rechtsbescherming open. Als is toegezegd dat deze gronden pas zullen worden ontwikkeld nadat onderzoek is gedaan naar de noordelijke kavel, zoals [verzoeker] en anderen stellen, dan kunnen zij zich daarop beroepen als eerder een besluit wordt genomen waarbij bedrijfsbebouwing op deze gronden mogelijk wordt gemaakt.
Slechts nabij de woning aan de [locatie] maakt het bestemmingsplan mogelijk dat op korte afstand bedrijfsbebouwing wordt gerealiseerd. Deze woning staat ten zuiden van de Bijsterenseweg en ten noorden van de weg voorziet het bestemmingsplan in een 10 m brede strook met de bestemming "Groen". Ten noorden daarvan voorziet het plan in een zone waar bedrijven tot en met milieucategorie 1 zijn toegestaan, ten noorden daarvan een zone voor bedrijven tot en met categorie 2 en nog verder noordelijk een zone voor bedrijven tot en met categorie 3.1. Door de groenstrook en deze zonering zullen de door [verzoeker] en anderen gevreesde gevolgen ter plaatse van de woning beperkt zijn. Bedrijven in milieucategorie 3.2, waar [verzoeker] en anderen zich in het bijzonder tegen verzetten, zijn pas op meer dan 100 m van de woning toegestaan.
Conclusie
5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Kors
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2024
687-1096