ECLI:NL:RVS:2024:2762

Raad van State

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
202403682/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan

In deze zaak heeft de vreemdeling een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet kan worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op zijn hoger beroep. Dit verzoek volgde op een reeks van besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn aanvraag om afgifte van een document voor rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan had afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond, waarna de rechtbank het beroep van de vreemdeling ook ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 juli 2024 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de belangen van zowel de vreemdeling als de minister, het noodzakelijk is om een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdeling niet kan worden uitgezet totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden, aangezien deze al eerder was veroordeeld tot vergoeding van proceskosten in een eerdere ordemaatregel.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, die als voorzieningenrechter optrad, en mr. M. Buntjer, die als griffier fungeerde. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.

Uitspraak

202403682/2/V3.
Datum uitspraak: 5 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 31 mei 2024 in zaak nr. NL23.21442 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 29 juni 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 18 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2483, heeft de voorzieningenrechter bij ordemaatregel bepaald dat de voorgenomen uitzetting op 19 juni 2024 achterwege blijft.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.
2.       Gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de minister namelijk al bij het treffen van de genoemde ordemaatregel tot vergoeding van de proceskosten van het verzoek veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2024
962