ECLI:NL:RVS:2024:2765
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinverordening
Op 8 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 maart 2024 niet in behandeling was genomen. De rechtbank had op 13 juni 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen, met verwijzing naar artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De vreemdeling had niet aannemelijk gemaakt dat zijn medische klachten verband hielden met de situatie in Roemenië, en dat zijn overdracht naar Roemenië onevenredige hardheid zou betekenen.
Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter, mr. M. den Heyer, in aanwezigheid van de griffier, mr. W.M. Vos.