ECLI:NL:RVS:2024:2780

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
202403424/1/V2 en 202403424/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening

Op 9 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 mei 2023 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, heeft tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 6 mei 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de vreemdeling onvoldoende concrete argumenten heeft aangedragen om aan te tonen dat hij bij terugkeer vreest voor een toedichting van een seksuele gerichtheid. De rechtbank heeft ook terecht overwogen dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van de vreemdeling niet mag worden gebaseerd op stereotypen of uiterlijkheden. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202403424/1/V2 en 202403424/2/V2.
Datum uitspraak: 9 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 6 mei 2024 in zaak nr. NL23.17382 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 6 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft het verzoek aan het slot van de zitting om haar eigen waarneming te betrekken bij haar oordeel, omdat het uiterlijk van een vreemdeling een rol kan spelen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een seksuele gerichtheid en ook bij het risico of het eventueel toegedicht zal worden, anders dan de vreemdeling stelt, wel degelijk beoordeeld. De rechtbank heeft bij de afwijzing van dit verzoek terecht overwogen dat zij net zomin als de staatssecretaris haar oordeel over de geloofwaardigheid van een gestelde seksuele gerichtheid mag baseren op stereotypen of uiterlijkheden. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2170 (onder 6.4; uitspraak na het arrest van het Hof van Justitie van 2 december 2014, A, B en C, ECLI:EU:C:2014:2406). In het verlengde hiervan heeft zij er eveneens terecht op gewezen dat de bestuursrechter moet toetsen of de staatssecretaris een asielaanvraag met de in het besluit gegeven motivering heeft mogen afwijzen. Met het in beroep ter zitting bij de rechtbank gestelde heeft de vreemdeling onvoldoende concreet aangevoerd dat hij bij terugkeer vreest dat hem een seksuele gerichtheid wordt toegedicht. Als de vreemdeling daadwerkelijk vreest dat hem bij terugkeer een seksuele gerichtheid wordt toegedicht, dan kan hij dat asielmotief aan een nieuwe asielaanvraag ten grondslag leggen en in dat verband aannemelijk maken op basis van eigen ervaringen, zijn individuele omstandigheden en eventuele objectieve informatie.
1.1.    Voor het overige hoeft het oordeel niet te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift verder geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2024
802-1024