ECLI:NL:RVS:2024:2801

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
202104210/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor huisvesting arbeidsmigranten in Schaijk

Deze zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant over een omgevingsvergunning die op 4 oktober 2019 door het college van burgemeester en wethouders van Landerd is verleend voor het huisvesten van vier arbeidsmigranten in een pand in Schaijk. De vergunning was bedoeld voor een periode van twee jaar, die inmiddels is verstreken. De rechtbank had eerder het bezwaar van appellante gegrond verklaard en het besluit van 25 mei 2020 vernietigd, maar het college had geen proceskostenvergoeding toegekend. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep niet inhoudelijk behandeld, omdat appellante geen reëel en actueel belang meer heeft bij de uitkomst van de procedure. De geldigheid van de omgevingsvergunning is verlopen en er is inmiddels een onherroepelijke vergunning verleend voor de bouw van acht appartementen op dezelfde locatie. De Afdeling concludeert dat er geen belang is bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep, en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Daarnaast heeft de Afdeling overwogen of er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, maar concludeert dat het college appellante niet tegemoet is gekomen, aangezien de geldigheid van de vergunning bij het verlenen ervan al was vastgesteld. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die een proceskostenvergoeding rechtvaardigen. De beslissing van de Afdeling is op 10 juli 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

202104210/1/R2
Datum uitspraak: 10 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante] en anderen, gevestigd in Schaijk, gemeente Landerd,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-­Brabant van 18 mei 2021 in zaak nr. 20/1537 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Landerd
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2019 heeft het college aan [partij] een omgevingsvergunning verleend voor het huisvesten van vier arbeidsmigranten voor een periode van twee jaar in het pand aan de [locatie] in Schaijk.
Bij besluit van 25 mei 2020 heeft het college het door [appellante] daartegen ingestelde bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 4 oktober 2019 nader gemotiveerd en een vergunningvoorschrift vervangen.
Bij uitspraak van 18 mei 2021 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 25 mei 2020 vernietigd voor zover daarbij geen vergoeding is toegekend voor de proceskosten in bezwaar en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit op bezwaar.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college en [partij] hebben ieder een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Op verzoek van de Afdeling heeft [appellante] een nadere reactie gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       Deze zaak gaat over een omgevingsvergunning die geldt voor een periode van twee jaar. Die twee jaar zijn nu verstreken. Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt dat er inmiddels een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van acht appartementen op het adres en dat deze vergunning onherroepelijk is. Het huisvesten van arbeidsmigranten waar deze procedure over gaat, was bedoeld als overbruggingsperiode.
Geen inhoudelijke behandeling
2.       De Afdeling behandelt het hoger beroep niet inhoudelijk, omdat [appellante] geen reëel en actueel belang meer heeft bij de uitkomst van de procedure. De geldigheid van de omgevingsvergunning is immers verlopen en er wordt daarna een ander project gerealiseerd. Ook in een proceskostenvergoeding is geen belang gelegen voor een inhoudelijke behandeling.
3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
Proceskosten
4.       Vervolgens moet de Afdeling wel bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het belang, een reden bestaat over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een reden kan zijn dat het bestuursorgaan appellant is tegemoetgekomen. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:599.
5.       Die situatie doet zich hier niet voor. De geldigheid van de vergunning van twee jaar was namelijk al bij het verlenen van de vergunning bepaald, zodat het college [appellante] niet tegemoet is gekomen. Ook is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het college hoeft dan ook geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024
638