202206814/1/R4.
Datum uitspraak: 10 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna beiden in enkelvoud: [appellant]), wonend in Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
appellant,
en
de raad van de gemeente Barneveld,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Horselerweg III, partiële herziening Buitengebied 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. E.M. Oskam, advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door B. Wijnne en W. Kuik, zijn verschenen.
Na de zitting hebben partijen geprobeerd om een passende oplossing voor het geschil te vinden. De raad en [appellant] hebben de Afdeling bericht dat dit niet tot een oplossing heeft geleid. Daarom heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 18 maart 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan heeft betrekking op de percelen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] in Kootwijkerbroek. Het voorziet voor de percelen [locatie 1] en [locatie 2] in de omzetting van de bestemmingen "Bedrijf - Landelijk" en "Agrarisch" in "Wonen" met de bouwaanduiding "woongebouw", zodat het gebruik als reguliere woningen en de woningsplitsing die al is gerealiseerd, planologisch worden vastgelegd. Het adres [locatie 2] is recent gewijzigd in [locatie 4]. De Afdeling houdt in deze uitspraak vast aan het adres [locatie 2].
2.1. [appellant] woont aan de [locatie 1]. Hij is het niet eens met de argumentatie van de raad achter de korting op de sloopmetercompensatie voor [partij A] en [partij B] (hierna beiden in enkelvoud: [partij]), de eigenaren van het perceel [locatie 2], en wil op gelijke wijze behandeld worden.
Wijze van toetsen
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Planbegrenzing
4. [appellant] betoogt dat het plan in strijd met het "Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016" is vastgesteld omdat geen sloopmeters afkomstig van (agrarische) bedrijven hoefden te worden ingezet om de uitbreiding aan de achterzijde van de woning aan de [locatie 2] mogelijk te maken. Dit komt neer op een korting van 123 m2. In dit verband is de raad volgens [appellant] ten onrechte [partij] gevolgd in zijn standpunt dat hem door een ambtenaar van de gemeente is toegezegd dat de uitbreiding van het woondeel aan de [locatie 2] vergunningsvrij mocht worden gerealiseerd. Hiervoor is echter geen schriftelijk bewijs. [appellant] stelt dat hij destijds ook navraag heeft gedaan aan het loket over de voorgenomen plaatsing van een veranda. Achteraf is gebleken dat hij hierover onjuist is geïnformeerd. [appellant] wil deze omissie herstellen, maar hij dient daarvoor wel ter compensatie een hoeveelheid - duur aan te kopen - sloopmeters op te brengen. [appellant] betoogt dat dit een gelijkwaardige kwestie is, en wil op dezelfde wijze als [partij] behandeld worden.
4.1. Uit wat op de zitting is besproken, is duidelijk geworden dat [appellant] met deze procedure wil bereiken dat hij de mogelijkheid krijgt de door hem gewenste veranda te bouwen, zonder dat hij daar ter compensatie duur aan te kopen sloopmeters voor moet inbrengen. De plek waar deze veranda moet komen ligt buiten het plangebied. Een bestemmingsplan heeft altijd betrekking op een bepaald grondgebied. Dat wordt het plangebied genoemd. De Afdeling kan in een beroep tegen een bestemmingsplan niet beoordelen of bouwmogelijkheden buiten het plangebied hadden moeten worden toegestaan. Daar gaat dit bestemmingsplan namelijk niet over. Zoals op de zitting nader met partijen is besproken, kan het betoog van [appellant] in deze procedure alleen een rol spelen als het moet worden opgevat als een plangrensbezwaar. [appellant] wil namelijk graag dat de plek waar de gewenste veranda moet komen, wordt opgenomen in het plangebied met een zodanige bestemming dat hij die veranda kan bouwen. [appellant] heeft op de zitting verklaard dat zijn probleem niet ligt bij het feit dat [partij] de in het plan opgenomen bouwmogelijkheden met de toegepaste korting heeft verkregen. Hij wil niet dat het plan vernietigd wordt, voor zover het die bouwmogelijkheden betreft. De Afdeling stelt daarom vast dat de inzet van [appellant] in deze procedure over het plan dus alleen kan worden bereikt als het betoog van [appellant] als een plangrensbezwaar wordt gezien.
4.2. De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Dat betekent dat de raad een grote mate van vrijheid heeft bij het vaststellen van deze begrenzingen. Deze ruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Gelet op wat [appellant] heeft aangevoerd, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing een goede ruimtelijke ordening dient. Zij betrekt daarbij dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen de plek voor de gewenste veranda enerzijds en de gronden in het plangebied anderzijds een zodanige ruimtelijke samenhang bestaat dat de mogelijkheid voor een veranda om die reden in het plan opgenomen had moeten worden. De veranda was niet legaal aanwezig en stond buiten het door [appellant] ingediende principeverzoek voor de planwijziging. Bij dat verzoek was een tekening van de gewenste situatie gevoegd met daarop de veranda buiten het gewenste plangebied. Op deze tekening staat ook de tekst ‘veranda verwijderen’. De veranda is na een handhavingsverzoek verwijderd. Het concrete bouwvoornemen om een nieuwe veranda te realiseren was niet bekend bij het gemeentebestuur. Ten tijde van de vaststelling van het plan was de invulling van de gronden waar de door [appellant] gewenste veranda gerealiseerd zou worden, onvoldoende concreet. Onder deze omstandigheden heeft de raad de gronden waar de veranda stond, niet hoeven mee te nemen in het plan.
Het betoog tegen de plangrens slaagt dus niet.
4.3. Op de door [appellant] gewenste sloopmetercompensatie hoeft in deze procedure niet te worden ingegaan, omdat dat betoog ziet op een gewenste veranda op een plek buiten het plangebied. [appellant] heeft nog wel de mogelijkheid om de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een grotere veranda dan de veranda die inmiddels met vergunning is geplaatst, in een afzonderlijke andere procedure te laten beoordelen die wel specifiek op de plek waar de veranda moet komen ziet.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024
371-1077