ECLI:NL:RVS:2024:2859

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
202400775/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft de Raad van State op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 september 2022 was afgewezen. Het bezwaar dat de vreemdeling hiertegen had gemaakt, werd op 24 maart 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank had op 12 januari 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door M.W. Badulkhan, had hoger beroep ingesteld. Echter, de gemachtigde had geen schriftelijke machtiging overgelegd, zoals vereist volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen, maar er werd geen reactie ontvangen. Hierdoor heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

202400775/1/V1.
Datum uitspraak: 12 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 12 januari 2024 in zaak nr. 23/3802 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 24 maart 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, naar gesteld vertegenwoordigd door M.W. Badulkhan, rechtsbijstandsverlener te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Uit artikel 6:5, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 en artikel 8:24, eerste en tweede lid, van de Awb, volgt dat een gestelde gemachtigde, die geen advocaat is, desgevraagd een schriftelijke machtiging moet overleggen. Als niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep, kan het ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.
1.1.    De gestelde gemachtigde van de vreemdeling heeft namens hem het hogerberoepschrift ingediend, maar hij heeft geen machtiging overgelegd waaruit de bevoegdheid tot vertegenwoordiging blijkt. Bij brief van 2 februari 2024 heeft de Afdeling hem van dit gebrek op de hoogte gesteld en hem in de gelegenheid gesteld om dit uiterlijk op 16 februari 2024 te herstellen. Hierbij heeft de Afdeling vermeld dat hij ervan moet uitgaan dat niet-ontvankelijkverklaring zal volgen wanneer hij van deze gelegenheid geen gebruik maakt. De gestelde gemachtigde heeft niet op dit verzoek gereageerd. Daarom zal de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2024
999