ECLI:NL:RVS:2024:2867
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hagg, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 27 juni 2024 een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft vernietigd. Dit besluit, genomen op 14 mei 2024, weigerde de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in behandeling te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van het asielrecht en de rol van de voorzieningenrechter in het beoordelen van verzoeken om voorlopige voorzieningen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.