ECLI:NL:RVS:2024:2949

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
202403658/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen besluit staatssecretaris Justitie en Veiligheid

Op 18 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een voorlopige voorziening verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 6 juni 2024 het beroep van een vreemdeling gegrond verklaarde en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opdroeg om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris had de aanvraag op 5 oktober 2023 buiten behandeling gesteld.

De minister verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de minister binnen zes maanden na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit moet nemen. Aangezien er geen spoedeisende omstandigheden waren die het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigden, werd het verzoek afgewezen. De minister werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in asielzaken en de verantwoordelijkheden van de staatssecretaris in het kader van de wetgeving omtrent vreemdelingenrecht. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vreemdeling en de noodzaak van een zorgvuldige procedure in overweging genomen, maar concludeerde dat er op dat moment geen reden was om de uitvoering van de rechtbankuitspraak op te schorten.

Uitspraak

202403658/2/V2.
Datum uitspraak: 18 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 6 juni 2024 in zaak nr. NL23.32343 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld.
Bij uitspraak van 6 juni 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Mede gelet op artikel 42, eerste lid, van de Vw 2000, moet de minister binnen zes maanden na de dag van verzending van de uitspraak van 6 juni 2024 een nieuw besluit op de aanvraag nemen. Omdat voor afloop van die termijn een uitspraak op het hoger beroep wordt verwacht en de minister geen andere spoedeisende omstandigheden heeft gesteld, is er op dit moment geen spoedeisend belang dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de minister tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
voorzieningenrechter
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024
625