ECLI:NL:RVS:2024:2957

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
202404379/1/V2 en 202404379/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening

Op 19 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 10 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, advocaat te Maastricht, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak is behandeld door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 juli 2024.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De beslissing van de voorzieningenrechter is als volgt: het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.

Uitspraak

202404379/1/V2 en 202404379/2/V2.
Datum uitspraak: 18 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 10 juli 2024 in zaak nr. NL24.19592 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 10 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Trox
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024
968