ECLI:NL:RVS:2024:2957
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 19 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 10 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, advocaat te Maastricht, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak is behandeld door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 juli 2024.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De beslissing van de voorzieningenrechter is als volgt: het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.