ECLI:NL:RVS:2024:2961

Raad van State

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
202403964/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke procedure met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 19 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 mei 2023 was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 3 juli 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 3 juni 2024 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen tien weken een nieuw besluit te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris, nu de minister van Asiel en Migratie, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De minister verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep nader onderzoek vereist en dat de procedure zich daar niet goed voor leent. Gezien de belangen van zowel de minister als de vreemdeling, besloot de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter bepaalde dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing werd genomen door mr. C.M. Wissels, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.

Uitspraak

202403964/2/V2.
Datum uitspraak: 19 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende de hoger beroepen van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 3 juni 2024 in zaak nr. NL23.21439 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 3 juli 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juni 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen tien weken na bekendmaking van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris, nu de minister, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Huizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2024
987