ECLI:NL:RVS:2024:2980
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 14 juni 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd te verlenen afgewezen. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde deze bezwaren op 30 september 2022 ongegrond. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat te Arnhem, beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem. De rechtbank heeft op 26 maart 2024 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling heeft de zaak op 24 juli 2024 behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt gesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is.
De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.