202204733/1/R2.
Datum uitspraak: 31 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], [appellant B] en [appellant C] (hierna: [appellanten]), allen wonend te Sint-Michielsgestel,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2019 heeft het college een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en een omgevingsvergunning voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan verleend voor de realisatie van 40 commerciële ruimtes en 27 appartementen op het perceel Adrianusplein 2G, 131 t/m 147, 231 t/m 247, 331 t/m 347, Kloosterpad 2 en Petrus Dondersplein 14 in Sint-Michielsgestel.
Bij besluit van 28 januari 2020 heeft het college de door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij besluit van 24 november 2020 heeft het college het besluit van 28 januari 2020 vervangen.
Bij uitspraak van 21 januari 2021 heeft de rechtbank het door [appellant B] ingestelde beroep gegrond verklaard, het bij de rechtbank bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft het beroep van [appellant A] ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 april 2022 heeft de Afdeling de hoger beroepen van [partij], het college en van [appellanten] gegrond verklaard. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, het college opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen en bepaald dat tegen het nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
Bij besluit van 24 juni 2022 heeft het college opnieuw op het bezwaar van [appellanten] beslist. Hun bezwaren zijn gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Bij dit besluit is de gevraagde omgevingsvergunning opnieuw verleend, met verbetering van de motivering.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 28 maart 2024, waar [appellanten], bijgestaan door mr. B.J.W. Walraven advocaat te Rotterdam, en mr. L.Y. Leung, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door R.J.A.C. Hermans, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam en mr. M. van Moorsel, advocaten te Nijmegen, zijn verschenen. Voorts is op de zitting [partij]., vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam en mr. M. van Moorsel, advocaten te Nijmegen, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 19 juni 2019. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. [partij] wil op het perceel Adrianusplein 2G, 131 t/m 147, 231 t/m 247, 331 t/m 347, Kloosterpad 2 en Petrus Dondersplein 14 in Sint-Michielsgestel (hierna: het projectgebied) commerciële ruimtes en 27 koopappartementen bouwen met daarbij een inpandige parkeergarage met 29 parkeerplaatsen. Dit project wordt aangeduid als "De Raadskamer".
[appellanten] wonen in de omgeving van het projectgebied. [appellant B] exploiteert daarnaast een restaurant in de nabijheid van het projectgebied. Zij vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat. [appellant B] vreest ook voor zijn bedrijfsvoering door parkeeroverlast vanwege De Raadskamer.
3. Het projectgebied heeft op grond van het geldende bestemmingsplan "Centrum Sint-Michielsgestel 2010" de bestemming "Centrum-1". Hier mag worden gewoond. Gronden met de bestemming "Centrum-1" zijn op de begane grond bovendien bestemd voor detailhandel, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen, horeca in de categorie 1 en 2 en ten hoogste 2 cafés.
4. Bij het besluit van 28 januari 2020 heeft het college een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo gelezen in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo, en artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). De afwijking van het bestemmingsplan zag op het buiten het bouwvlak toestaan van balkons en het toestaan van een hogere goothoogte, alsmede op het in strijd met de ter plaatse geldende bestemming bouwen van een parkeergarage.
5. Bij het besluit van 24 november 2020 heeft het college het besluit van 28 januari 2020 vervangen. Onder meer heeft het college niet langer de omgevingsvergunning voor het afwijken nodig geacht voor de parkeergarage, omdat deze past binnen het bestemmingsplan. Ook is een nieuw voorschrift opgenomen ten opzichte van het besluit van 28 januari 2020.
De uitspraak van de Afdeling van 26 april 2022
6. Bij de uitspraak van 26 april 2022 heeft de Afdeling onder meer overwogen dat een inpandige parkeergarage met 29 parkeerplaatsen niet inherent is aan de bestemming "Centrum-1", zodat ten onrechte een vergunning is verleend voor de bouw van die parkeergarage in overeenstemming met het bestemmingsplan. Verder heeft de Afdeling overwogen dat het college bij het besluit van 24 november 2020 ten onrechte niet heeft getoetst aan de normen uit het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren" (hierna: parapluplan). De Afdeling heeft tevens geoordeeld dat tegen het nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
Het besluit van 24 juni 2022
7. Bij het besluit van 24 juni 2022 heeft het college de omgevingsvergunning opnieuw verleend op grond van onder meer artikel 2.1, aanhef, eerste lid en onder a en c, van de Wabo. Volgens het college voldoet het bouwplan aan de parkeernormen uit het parapluplan waarin is aangesloten bij de kengetallen uit de CROW-publicatie 381. Verder houdt het besluit in, dat voor de bouw van de parkeergarage wordt afgeweken van het bestemmingsplan op grond van de artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wabo en artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Bor.
8. In deze procedure ligt het besluit van 24 juni 2022 ter beoordeling voor.
9. De relevante wettelijke bepalingen en planregels zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
De verschillende parkeeronderzoeken
10. [appellanten] betogen dat het college voor de motivering van het besluit van 24 juni 2022 niet mocht uitgaan van de parkeeronderzoeken en parkeertellingen waarnaar in dat besluit wordt verwezen. Zij voeren aan dat de parkeeronderzoeken- en tellingen uitgaan van verkeerde uitgangspunten, met elkaar in strijd zijn en niet actueel zijn.
10.1. Voor de motivering van het besluit van 24 juni 2022 verwijst het college naar parkeeronderzoeken van 16 juni 2020, 7 september 2020 en 11 november 2021. In een nadere motivering verwijst het college vervolgens naar nieuwe parkeeronderzoeken die het naar aanleiding van het beroep van [appellanten], derhalve na het besluit van 24 juni 2022, heeft laten uitvoeren door Trajan. De resultaten daarvan zijn vastgelegd in de rapportages "Parkeeronderzoek Sint Michielsgestel" van 27 oktober 2022 en 15 maart 2023. In het rapport van 27 oktober 2022 wordt ingegaan op de parkeertellingen van vrijdag 14 oktober 2022, zaterdag 15 oktober 2022 en dinsdag 18 oktober 2022. In het parkeeronderzoek van 15 maart 2023 wordt ingegaan op onder meer de parkeertellingen van vrijdag 10 maart 2023 en zaterdag 11 maart 2023.
Naar aanleiding van de parkeeronderzoeken heeft DTV consultants een parkeerbalans opgesteld die is neergelegd in de memo "Parkeerbalans centrum Sint-Michielsgestel" van 11 mei 2023.
10.2. Met de nieuwe parkeeronderzoeken van 27 oktober 2022 en 15 maart 2023 en de daarop gebaseerde, gewijzigde, parkeerbalans van 11 mei 2023 is het college naar aanleiding van het beroep van [appellanten] teruggekomen op zijn eerdere onderzoeken waarnaar in het besluit van 24 juni 2022 wordt verwezen. De Afdeling concludeert hieruit dat volgens het college in dit geval niet adequaat was onderzocht of met het besluit van 24 juni 2022 in voldoende parkeercapaciteit wordt voorzien.
Dat betekent dat het college het besluit van 24 juni 2022 in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid.
Het betoog slaagt.
11. De Afdeling zal hierna aan de hand van de overige beroepsgronden van [appellanten] bezien of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen in stand te laten.
Wordt er in voldoende parkeerplaatsen voorzien?
12. [appellanten] betogen dat het besluit van 24 juni 2022 is genomen in strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat niet wordt voldaan aan artikel 2.1 van de planregels van het parapluplan waarin onder meer is bepaald dat bij een nieuw bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien en in stand wordt gehouden. Zij voeren aan dat voor het totaal van de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in gebied A, met inbegrip van De Raadskamer, een parkeerbehoefte bestaat van 142,5 parkeerplaatsen en dat daarvan 104,5 parkeerplaatsen in de openbare ruimte moeten worden opgevangen. Volgens hen is er in de openbare ruimte echter niet voldoende capaciteit beschikbaar om de parkeerbehoefte van 104,5 parkeerplaatsen op te vangen.
Ten eerste klopt de parkeerbalans van 11 mei 2023 niet. Daarin wordt namelijk van onjuiste gegevens en uitgangspunten uitgegaan. Zo wordt niet met alle situaties ter plaatse rekening gehouden en wordt er selectief omgegaan met de parkeeronderzoeken van 27 oktober 2022 en 15 maart 2023, waarin ook de parkeertellingen niet kloppen. Tevens wordt volgens hen gebied B, waaronder het Meanderplein, ten onrechte betrokken in de parkeeronderzoeken en de parkeerbalans. Gebied B is volgens Berkelman en [appellant A] namelijk al eerder bij een ander bouwplan betrokken, blijkens een verkeersonderzoek van Goudappel Goffeng "MFA Sint-Michielsgestel" van 29 september 2017. Volgens hen is het nogmaals betrekken van een parkeerplaats bij een ander bouwplan in strijd met de anti-dubbeltelregel van artikel 4 van de planregels van het parapluplan. Daarin staat dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het college had gebied B daarom niet mede mogen betrekken bij dit bouwplan. Er is volgens hen in gebied B ook niet geteld.
Ten tweede blijkt uit de parkeerbalans dat in gebied A op sommige dagen of dagdelen sprake is van een hoge parkeerdruk. De oplossingen voor die hoge parkeerdruk zullen volgens [appellanten] niet helpen. Allereerst zal de blauwe zone, die het college wil invoeren, de parkeerdruk niet voldoende verminderen. Die blauwe zone gaat namelijk niet voor het gehele gebied A gelden, zodat nog steeds op een deel van gebied A lang geparkeerd kan worden en langparkeerders dus niet uit gebied A worden geweerd. Bovendien zal door die blauwe zone de parkeerdruk in gebied A slechts met 1% afnemen op vrijdagochtend. Voorts zal ook het uitwijken naar gebied B - als dat al zou mogen - niet helpen om de parkeerdruk in gebied A te verminderen. Aangezien niet in gebied B is geteld, is onduidelijk of daar wel voldoende parkeercapaciteit bestaat.
12.1. Uit het dossier is de Afdeling gebleken dat in de parkeerbalans van 11 mei 2023 de parkeersituatie binnen het onderzoeksgebied is verdeeld in de gebieden A, B en C. De Raadskamer is gesitueerd in gebied A. In de parkeerbalans staat onder meer dat door de toekomstige ontwikkelingen, waaronder De Raadskamer, in gebied A extra parkeerdruk zal ontstaan. De totale extra parkeerbehoefte in de openbare ruimte bedraagt op het drukste moment, namelijk op zaterdagmiddag, ongeveer 61 parkeerplaatsen. De extra parkeerbehoefte leidt in gebied A op vrijdag- en zaterdagmiddag tot een toekomstige theoretische parkeerdruk die, zonder parkeerregulerende maatregelen, tot ruim boven de 100% ligt. Om die reden heeft het college bij besluit van 16 januari 2024 een blauwe zone ingevoerd voor gebied A, voor het Petrus Dondersplein op zaterdag en het Adrianusplein op vrijdag en zaterdag. De bedoeling is dat langparkeerders daardoor worden geweerd uit gebied A en uitwijken naar gebied B en C. De bewoners van De Raadskamer kunnen een ontheffing krijgen. De parkeerdruk in gebied A loopt dan alleen op zaterdagmiddag tot 100%. Voor de overige momenten wordt de 85%-grens niet overschreden en is er voldoende parkeercapaciteit in gebied A aanwezig. In gebied B en C is, volgens de parkeerbalans, te allen tijde voldoende capaciteit aanwezig. Dit geldt ook als langparkeerders door de blauwe zone in gebied A naar gebied B of C uitwijken. Op vrijdagmiddag ligt de bezettingsgraad in gebied B en C samen op maximaal 67%. Op vrijdagavond op maximaal 21% en op zaterdagmiddag op 46%. Verder blijkt uit het parkeeronderzoek van 27 oktober 2022 dat op het Meanderplein, dat ligt in gebied B, 218 parkeerplaatsen aanwezig zijn en dat op dinsdagochtend en dinsdagmiddag de hoogste parkeerdruk bestaat van 65,6% - 70,2%. Op vrijdagochtend is er een lage parkeerdruk van 6,0%. Op zaterdagmiddag is er een parkeerdruk van 22,5%.
12.2. Het college mocht zich op het standpunt stellen dat de ontwikkeling van De Raadskamer, die het besluit van 24 juni 2022 mogelijk maakt, in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Naar het oordeel van de Afdeling geeft wat [appellanten] hebben aangevoerd namelijk geen aanleiding voor het oordeel dat het college met de parkeeronderzoeken van 27 oktober 2022 en 15 maart 2023 en de daarop gebaseerde parkeerbalans van 11 mei 2023 onvoldoende heeft gemotiveerd dat in voldoende parkeercapaciteit wordt voorzien ten behoeve van De Raadskamer en dat aan artikel 2.1, onder a, van de planregels van het parapluplan wordt voldaan.
Allereerst mocht het college rekening houden met de parkeerbalans en de daarin betrokken parkeeronderzoeken. Niet aannemelijk is geworden dat de parkeerbalans van onjuiste uitgangspunten uitgaat of op onjuiste gegevens is gebaseerd. De Afdeling volgt [appellanten] niet in het betoog dat gebied B ten onrechte is meegenomen in de parkeeronderzoeken en de parkeerbalans, en dat zo in strijd is gehandeld met de anti-dubbeltelregel van artikel 4 van de planregels van het parapluplan. De anti-dubbeltelregel, waarnaar [appellanten] verwijzen, is namelijk de standaard anti-dubbeltelregel van artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel heeft tot doel te voorkomen dat de grond wat betreft bouw- en gebruiksmogelijkheden meermalen in aanmerking wordt genomen. Dit betekent echter niet dat dubbelgebruik van bepaalde parkeerplaatsen − dat wil zeggen: meervoudig gebruik van bepaalde parkeerplaatsen ten behoeve van verschillende bouwplannen of bouwwerken op verschillende tijdstippen gedurende de dag of week − per definitie niet is toegestaan. In het bijzonder is dat gebruik toegestaan indien aannemelijk is gemaakt dat een parkeerplaats gedurende het ene tijdvak/dagdeel voor het ene bouwplan wordt gebruikt en gedurende een ander tijdvak voor een ander bouwplan. Dan is immers geen sprake van gelijktijdig gebruik van die parkeerplaatsen, en daarmee ook niet van het tegelijkertijd meermaals in aanmerking nemen van grond bij het toestaan van een bouwplan als bedoeld in de anti-dubbeltelregel. Uit de overwegingen hierna volgt dat het college naar het oordeel van de Afdeling afdoende aannemelijk heeft gemaakt dat binnen gebied B ruimte bestaat voor dubbelgebruik en geen sprake zal zijn van strijd met de anti-dubbeltelregel. De Afdeling volgt [appellanten] niet in het betoog dat in gebied B niet zou zijn geteld. Uit het parkeeronderzoek van 27 oktober 2022, zoals onder 12.1 is overwogen, blijkt namelijk dat in gebied B op vrijdagochtend een parkeerdruk bestaat van 6,0% en op zaterdagmiddag van 22,5%.
Verder heeft het college met de parkeeronderzoeken en de parkeerbalans voldoende gemotiveerd dat in de openbare ruimte voldoende parkeercapaciteit aanwezig is om de parkeerbehoefte op te vangen, ook als het aantal dat in de openbare ruimte moet worden opgevangen, zoals [appellanten] stellen, 104,5 parkeerplaatsen bedraagt. Daargelaten kan daarom worden of zij terecht van dat aantal uitgaan, dan wel had moeten worden uitgegaan van het door het college gestelde lagere aantal. Hoewel uit de parkeeronderzoeken blijkt dat ten gevolge van de toekomstige ontwikkelingen, waaronder De Raadskamer, een hoge parkeerdruk zal ontstaan in gebied A op delen van de vrijdag en zaterdag, heeft het college voldoende aannemelijk gemaakt dat het instellen van een blauwe zone in dat gebied ertoe zal leiden dat langparkeerders worden geweerd en zullen uitwijken naar onder meer gebied B. Daarbij is tevens van belang dat de toekomstige bewoners van De Raadskamer een ontheffing krijgen. Dat in gebied B voldoende parkeercapaciteit aanwezig is om de overloop vanuit gebied A op te vangen, blijkt uit het parkeeronderzoek van 27 oktober 2022. Zoals hiervoor is overwogen zijn er op het Meanderplein, dat ligt in gebied B, 218 parkeerplaatsen aanwezig en is er in gebied B op vrijdagochtend een lage parkeerdruk van 6,0% en op zaterdagmiddag 22,5%. Dat volgens [appellanten] de blauwe zone geen effect zal hebben, is niet aannemelijk geworden. Voor zover bezoekers van de beoogde appartementen in gebied B moeten parkeren, heeft het college gemotiveerd dat in de Beleidsregels "Parkeernormen Sint-Michielsgestel" (versie van 28 oktober 2020), waarnaar in het parapluplan wordt verwezen, staat dat in centrumgebieden een acceptabele loopafstand van 300 m geldt. Hieraan wordt voldaan, aangezien de loopafstand vanaf het beoogde appartementengebouw tot de parkeerplaatsen in gebied B 300 m bedraagt. Overigens is ook in gebied C, dat grotendeels binnen een afstand van 300 m is gelegen, voldoende capaciteit aanwezig.
Het betoog slaagt niet.
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Bor
13. [appellanten] betogen voorts dat het college met het besluit van 24 juni 2022 ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II van het Bor. Zij voeren aan dat voor de toepassing van die artikelen vereist is dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, maar van strijd is, gelet op wat hiervoor is betoogd, wel sprake.
13.1. Het is voor de toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II van het Bor van belang of het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Gelet op wat hiervoor onder 12.2 is overwogen, namelijk dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, is de Afdeling van oordeel dat het betoog niet slaagt.
Exploitatieplan
14. [appellanten] betogen tot slot dat met het besluit van 24 juni 2022 kostenverhaal van de grondexploitatie niet is gedekt, omdat het college in het besluit van 24 juni 2022 hieraan geen voorschrift heeft verbonden.
14.1. [appellanten] beroepen zich op artikel 6.17, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).
14.2. Onder verwijzing naar overwegingen 7 tot en met 7.5 van de uitspraak van 26 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1211), overweegt de Afdeling dat artikel 6.17, eerste lid, van de Wro kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van [appellanten], zodat zij zich daarop niet met succes kunnen beroepen. Het betoog slaagt niet.
Conclusie en instandlating van de rechtsgevolgen
15. Gelet op wat hiervoor onder 10.2 is overwogen, is het beroep gegrond. Het besluit van 24 juni 2022 moet worden vernietigd.
De Afdeling ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit van 24 juni 2022 met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand te laten. Wat [appellanten] hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college met de parkeeronderzoeken van 27 oktober 2022 en 15 maart 2023 en de parkeerbalans van 11 mei 2023 niet alsnog voldoende heeft gemotiveerd dat in voldoende parkeercapaciteit wordt voorzien ten behoeve van De Raadskamer.
16. Het college moet de proceskosten vergoeden. [appellanten] hebben onder meer verzocht om vergoeding van de gemaakte reiskosten voor drie personen. Als regel geldt dat er voor maar één persoon reiskosten worden toegekend. Er bestaat in dit geval geen aanleiding om op die regel een uitzondering te maken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel van 24 juni 2022, kenmerk OV 2019221;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel tot vergoeding van bij [appellant A], [appellant B] en [appellant C] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.798,39, waarvan € 1.750,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel aan [appellant A], [appellant B] en [appellant C] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kuipers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024
271-1019
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2 luidt:
"Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen."
Artikel 8:72 luidt:
"[…].
3. De bestuursrechter kan bepalen dat:
a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
[…]."
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1 luidt:
"1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
[…],
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
[…]."
Artikel 2.12 luidt:
"1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
[…],
2. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
[…]."
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 6.17 luidt:
"1. Burgemeester en wethouders verhalen de kosten, verbonden aan exploitatie van de gronden gelegen in een exploitatiegebied, door aan een omgevingsvergunning voor een bouwplan dat krachtens artikel 6.12, eerste lid, is aangewezen, of een omgevingsvergunning voor een gedeelte daarvan, met inachtneming van het exploitatieplan het voorschrift te verbinden dat de vergunninghouder een exploitatiebijdrage aan de gemeente verschuldigd is, tenzij de bijdrage anderszins verzekerd is of voorafgaand aan de indiening van de bouwaanvraag een exploitatiebijdrage met betrekking tot de betreffende gronden overeengekomen en verzekerd is.
2. Burgemeester en wethouders stellen bij de omgevingsvergunning een termijn waarbinnen de in het eerste lid bedoelde exploitatiebijdrage dient te worden betaald. Zij kunnen met betrekking tot deze bijdrage in de omgevingsvergunning een betalingsregeling opnemen, welke afhankelijk kan worden gesteld van de uitvoering van werken en bouwwerken, bedoeld in het exploitatieplan. Indien de betalingsregeling inhoudt dat gehele of gedeeltelijke betaling na de start van de bouw plaatsvindt, kunnen burgemeester en wethouders van de vergunninghouder aanvullende zekerheden met betrekking tot de betaling eisen. Hierover kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld."
Besluit omgevingsrecht
Artikel 4 van bijlage II luidt:
"Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
[…];
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
[…]."
Besluit ruimtelijke ordening
Artikel 3.2.4 luidt:
"In een bestemmingsplan wordt de volgende anti-dubbeltelregel opgenomen:
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing."
Bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren"
Artikel 2.1 luidt:
"a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de d.d. 27september 2016 door burgemeester en wethouders vastgestelde ‘Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel’(zie bijlage 1), inclusief de ‘Parkeernormen Sint-Michielsgestel’ (zie bijlage 2), bepaald c.q. getoetst of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Indien gedurende de planperiode nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, treden deze ter toetsing in de plaats van de genoemde vastgestelde beleidsregels.
c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in onder 2.1 lid a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie."
Artikel 4 luidt:
"Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing."