ECLI:NL:RVS:2024:3120

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
202201321/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Buitenstad Zaltbommel' en zorgvuldigheidsgebrek in de planregels

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan 'Buitenstad Zaltbommel'. Bij een eerdere tussenuitspraak op 8 november 2023 werd de raad van de gemeente Zaltbommel opgedragen om binnen 20 weken een gebrek in het besluit van 16 december 2021 te herstellen. Dit gebrek betrof de onduidelijkheid in de planregels, specifiek artikel 13.2.1 en artikel 13.1, onder a, die onvoldoende duidelijk waren geformuleerd. De Afdeling oordeelde dat de verwijzing naar het beeldkwaliteitsplan en de cultuurhistorische waarden niet helder was, wat leidde tot een zorgvuldigheidsgebrek.

Op 22 februari 2024 heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld, waarbij de geconstateerde gebreken zijn hersteld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de appellanten, waaronder de Vereniging Vestingstad Zaltbommel, geen zienswijzen hebben ingediend tegen dit herstelbesluit, wat betekent dat hun beroepen ongegrond zijn verklaard. De Afdeling heeft echter de eerdere vaststelling van het bestemmingsplan van 16 december 2021 vernietigd voor zover deze betrekking had op de onduidelijke artikelen.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en zorgvuldige formuleringen in bestemmingsplannen en de verantwoordelijkheden van de gemeenteraad in het kader van de Omgevingswet. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad met de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan aan de eisen heeft voldaan, en dat de bescherming van cultuurhistorische waarden adequaat is geborgd in de nieuwe planregels.

Uitspraak

202201321/2/R4
Datum uitspraak: 31 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1], wonend in Zaltbommel,
2.       Vereniging Vestingstad Zaltbommel, gevestigd in Zaltbommel (hierna: VVZ),
3.       [appellant sub 3], wonend in Zaltbommel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Zaltbommel,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4121, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omgeschreven gebrek in het besluit van 16 december 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitenstad Zaltbommel" te herstellen.
Bij besluit van 22 februari 2024 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Buitenstad Zaltbommel" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
VVZ en Waalbommel B.V. hebben zienswijzen naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nader onderzoek op zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 8 juli 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
De tussenuitspraak
2.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling in overweging 10.2 geoordeeld dat artikel 13.2.1 van de planregels onvoldoende duidelijk is geformuleerd, omdat niet duidelijk is wat "het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd stadsgezicht" is. Daarnaast is ook artikel 13.1, onder a, van de planregels onvoldoende duidelijk, omdat daarin staat dat de cultuurhistorische waarden van Zaltbommel zijn omschreven in een aanwijzingsbesluit dat als bijlage is opgenomen bij de planregels, maar bedoeld is om te verwijzen naar de cultuurhistorische waarden die beschreven zijn in de bijlagen behorende bij het aanwijzingsbesluit van 21 december 1984 (hierna: het aanwijzingsbesluit). Er kleeft daarom een zorgvuldigheidsgebrek aan artikelen 13.1, onder a, en 13.2.1 van de planregels.
Opdracht in de tussenuitspraak
3.       Met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak de geconstateerde gebreken te herstellen.
De raad kan het gebrek herstellen door artikelen 13.1, onder a en 13.2.1 van de planregels alsnog voldoende duidelijk te herformuleren.
Het besluit van 22 februari 2024
4.       Bij besluit van 22 februari 2024 heeft de raad het plan gewijzigd vastgesteld. Daarbij zijn, voor zover hier relevant, artikelen 13.1, onder a en 13.2.1 van de planregels gewijzigd. Daarnaast is het aanwijzingsbesluit van 21 december 1984 als bijlage 1 aan de planregels toegevoegd.
Artikel 13.1 van de planregels, zoals gewijzigd bij besluit van 22 februari 2024, luidt:
"a. De voor ‘Waarde - Beschermd Stadsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en zo mogelijk herstel van de ruimtelijke structuur en de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht van Zaltbommel zoals omschreven in de toelichting op het aanwijzingsbesluit d.d. 21 december 1984, zoals opgenomen in Bijlage 1;
[…]."
Artikel 13.2.1 van de planregels, zoals gewijzigd bij besluit van 22 februari 2024, luidt:
"Volgens de gebruiksregels, gegeven onder lid 13.1, mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die geen gebouwen zijn en die nodig zijn voor het behoud of het herstel van het beschermd stadsgezicht en voor het behoud of herstel van het cultuurhistorisch evenwicht daarvan."
5.       Het besluit van 22 februari 2024 wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
[appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben geen zienswijze over het besluit van 22 februari 2024 naar voren gebracht. De Afdeling leidt daaruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen het herstelbesluit. De van rechtswege ontstane beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] tegen dat besluit zijn daarom ongegrond.
Waalbommel B.V. heeft in haar zienswijze te kennen gegeven dat zij zich met het besluit van 22 februari 2024 kan verenigen. Dit betekent dat er geen beroep van rechtswege van Waalbommel B.V. is ontstaan.
VVZ heeft in haar zienswijze beroepsgronden tegen het besluit van 22 februari 2024 naar voren gebracht. De Afdeling zal hierna, aan de hand van deze beroepsgronden, beoordelen of de raad met het besluit van 22 februari 2024 heeft voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht.
Het beroep van VVZ
Aanwijzingsbesluit maakt geen onderdeel uit van het plan
6.       VVZ betoogt dat het aanwijzingsbesluit geen onderdeel uitmaakt van het plan, omdat het stuk niet als bijlage bij het raadsvoorstel is gevoegd dat op de raadsvergadering van 22 februari 2024 is behandeld. Omdat het aanwijzingsbesluit alleen genoemd wordt in dat voorstel, maar geen onderdeel uitmaakte van het raadsvoorstel, maakt het aanwijzingsbesluit ook geen onderdeel uit van het vastgestelde bestemmingsplan. Dit betekent dat artikel 13.1, onder a, van de planregels verwijst naar een bijlage die niet bestaat, zo voert VVZ aan.
6.1.    De Afdeling stelt vast dat een van de besluitonderdelen van het besluit van 22 februari 2024 is om het aanwijzingsbesluit als bijlage 1 toe te voegen aan de planregels. De Afdeling stelt verder vast dat dit besluitonderdeel ook verwerkt is, aangezien het aanwijzingsbesluit als bijlage 1 bij de planregels is te raadplegen bij het elektronisch vastgestelde plan. Gelet op deze omstandigheden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het aanwijzingsbesluit geen onderdeel uitmaakt van het plan of dat artikel 13.1, onder a, van de planregels verwijst naar een bijlage die niet bestaat.
Het betoog slaagt niet.
Afbreuk aan de bescherming van cultuurhistorische waarden
7.       VVZ betoogt dat het plan afbreuk doet aan de bescherming van het beschermde dorps- en stadsgezicht door de bepalingen van het "Beschermd Dorps- en Stadsgezicht" niet toe te passen bij de vaststelling van dit plan. Zij voert aan dat de raad deze beschermende bepalingen ook buiten werking verklaart met de vaststelling van dit plan, zelfs als die bepalingen gelijkluidend waren overgenomen. VVZ voert daarnaast aan dat artikel 13.1 van de planregels ten onrechte niet ook ziet op de versterking van de cultuurhistorische waarden, maar alleen beperkt is tot het behoud en mogelijk herstel daarvan.
7.1.    De Afdeling begrijpt het betoog van VVZ zo dat er afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van het beschermde dorps- en stadsgezicht, omdat er na de vaststelling van dit plan niet meer één bestemmingsplan is waarin de bescherming voor het gehele gebied dat in 1984 als beschermd stadsgezicht is aangewezen, is geregeld. Voor de vaststelling van dit plan voorzag het bestemmingsplan "Binnenstad Zaltbommel" het gehele aangewezen gebied namelijk van de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd Stadsgezicht".
7.2.    De Afdeling overweegt dat de omstandigheid dat de bescherming van het beschermd stadsgezicht niet langer gecentraliseerd - in één bestemmingsplan - is geregeld op zichzelf geen aanleiding geeft voor de vernietiging van het bestemmingsplan. Dat het beschermingsregime niet langer in één bestemmingsplan is geregeld, betekent namelijk niet dat er daardoor afbreuk wordt gedaan aan de mate van bescherming. Zoals de Afdeling in overweging 10.2 van de tussenuitspraak heeft overwogen, is het belang van het plangebied voor het beschermd stadsgezicht bij de vaststelling van het plan niet alleen erkend, maar worden de cultuurhistorische waarden op de gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd Stadsgezicht" ook beschermd door de bijbehorende planregels.
In het betoog dat artikel 13.1 van de planregels ten onrechte niet de versterking van de cultuurhistorische waarden voorschrijft, ziet de Afdeling ook geen aanleiding om het bestemmingsplan te vernietigen. Er is geen bepaling op grond waarvan de raad verplicht was om, naast het behoud en mogelijk herstel, de versterking van de waarden voor te schrijven. Dat het volgens VVZ wenselijk is om die versterking voor te schrijven, maakt niet dat de raad daartoe gehouden was.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen zijn de beroepen van [appellant sub 1], VVZ en [appellant sub 3] tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitenstad Zaltbommel" van 16 december 2021 gegrond. Dit besluit moet, voor zover dat betrekking heeft op de artikelen 13.1, onder a en 13.2.1 van de planregels, worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.
Met het besluit van 22 februari 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitenstad Zaltbommel" gewijzigd vastgesteld en het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in de artikelen 13.1, onder a en 13.2.1 van de planregels hersteld. Daarom zijn de beroepen van [appellant sub 1], VVZ en [appellant sub 3], voor zover gericht tegen het besluit van 22 februari 2024, ongegrond.
9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen van [appellant sub 1], Vereniging Vestingstad Zaltbommel en [appellant sub 3] tegen het besluit van de raad van de gemeente Zaltbommel van 16 december 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitenstad Zaltbommel" gegrond;
II.       vernietigt het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitenstad Zaltbommel" van de raad van de gemeente Zaltbommel van 16 december 2021, voor zover dat betrekking heeft op de artikelen 13.1, onder a en 13.2.1 van de planregels;
III.      verklaart de beroepen van [appellant sub 1], Vereniging Vestingstad Zaltbommel en [appellant sub 3], voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Zaltbommel van 22 februari 2024, ongegrond;
IV.      gelast dat de raad van de gemeente Zaltbommel aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt;
V.       gelast dat de raad van de gemeente Zaltbommel aan Vereniging Vestingstad Zaltbommel het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt;
VI.      gelast dat de raad van de gemeente Zaltbommel aan [appellant sub 3] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, mr. J. Hoekstra en mr. J. Gundelach, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024