ECLI:NL:RVS:2024:3242

Raad van State

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
202404171/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor dakkapellen zonder omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 augustus 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het geschil betreft een last onder dwangsom die op 21 juli 2022 door het college van burgemeester en wethouders van Enschede aan de verzoekster is opgelegd. Deze last houdt in dat de verzoekster twee dakkapellen aan haar woning in Enschede moet verwijderen, omdat deze zijn gerealiseerd zonder de vereiste omgevingsvergunning. De verzoekster, die de woning verhuurt, heeft bezwaar gemaakt tegen deze last, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Overijssel heeft op 25 juni 2024 het beroep van de verzoekster tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarna de verzoekster hoger beroep heeft ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op 30 juli 2024 de zaak behandeld. De verzoekster heeft aangevoerd dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat het afbreken van de dakkapellen onomkeerbare gevolgen zou hebben voor haar huurders en haar financiële situatie. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoekster geen voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond, mede omdat het college de begunstigingstermijn voor het verwijderen van de dakkapellen heeft verlengd tot 1 februari 2025.

Daarnaast heeft de verzoekster betoogd dat de last onder dwangsom in strijd is met verschillende juridische beginselen, waaronder het rechtszekerheidsbeginsel en het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel. De voorzieningenrechter heeft deze argumenten verworpen en geconcludeerd dat er geen sprake is van een lange periode van stilzitten door het college en dat er geen zicht op legalisatie van de dakkapellen is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen, en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202404171/2/R3.
Datum uitspraak: 9 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)), hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend in Enschede,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 25 juni 2024 in zaak nr. 23/1280 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Enschede.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2022 heeft het college aan [verzoekster] een last onder dwangsom ten bedrage van in totaal € 32.000,- opgelegd om twee dakkapellen aan de [locatie] in Enschede te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 17 mei 2023 heeft het college het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 juni 2024 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld. Ook heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 juli 2024, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door M.V. Hazekamp, rechtsbijstandverlener te Delden, en het college, vertegenwoordigd door D. Gülec-Sentürk, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       Het geschil tussen [verzoekster] en het college gaat over een bij besluit van 21 juli 2022 opgelegd last onder dwangsom wegens het realiseren van twee dakkapellen in het voor- en achterdakvlak van de woning aan de [locatie] in Enschede zonder te beschikken over een omgevingsvergunning voor bouwen.
3.       [verzoekster] is eigenaar van de woning aan de [locatie] in Enschede. Zij verhuurt de kamers in de woning.
Spoedeisend belang
4.       [verzoekster] stelt dat er sprake is van een spoedeisend belang vanwege onomkeerbare gevolgen als zij de bestaande dakkappellen moet afbreken. Daarnaast zal er een oplossing moeten worden gevonden voor de huurders van de kamers die zich bevinden onder de dakkapellen. Dit zal de nodige kosten, spanning en frustratie met zich meebrengen.
Bij besluit van 12 juli 2024 heeft het college de begunstigingstermijn van de last nog een keer verlengd tot dit keer 1 februari 2025. [verzoekster] stelt dat er nog steeds sprake is van een spoedeisend belang, omdat niet zeker is dat de Afdeling voor die tijd al uitspraak heeft gedaan op haar hoger beroep. Daarnaast wijst [verzoekster] erop dat zij ook een hoger beroepszaak heeft lopen omtrent de weigering van een omgevingsvergunning voor de dakkapellen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de hierboven genoemde omstandigheden in samenhang bezien, [verzoekster] een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Beoordeling van het verzoek
Criminal charge
5.       [verzoekster] voert aan dat de last onder dwangsom een criminal charge is op grond van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (hierna: het EVRM). Volgens haar is er ook strijd met het verbod op détournement de pouvoir op grond van artikel 3:3 van de Awb. Daarnaast is er volgens [verzoekster] strijd met het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel op grond van artikel 7, eerste lid van het EVRM.
5.1.    De gronden die [verzoekster] in hoger beroep hierover heeft aangevoerd zijn grotendeels een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. Dit heeft [verzoekster] op de zitting ook bevestigd. De rechtbank is gemotiveerd op deze beroepsgronden ingegaan. [verzoekster] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van deze grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De voorzieningenrechter kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank over deze beroepsgrond en in de onder 22, 23 en 24 van de aangevallen uitspraak opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Rechtszekerheidsbeginsel
6.       [verzoekster] voert aan dat de opgelegde last in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Het college was volgens haar al ruim zes jaar bekend met de overtreding en heeft vier jaar na de eerste dwangsom stilgezeten. [verzoekster] onderkent dat enkel tijdsverloop in het algemeen niet met zich meebrengt dat het college niet langer bevoegd is om wederom handhavend op te treden, maar in dit geval heeft het college te lang stilgezeten, terwijl hij wel al bekend was met de overtreding en er niet is gebleken van een zwaarwegend belang om alsnog tot handhaving over te gaan. In dat kader wijst [verzoekster] erop dat er volgens haar wel degelijk sprake is van zicht op legalisatie. Volgens haar is haar aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de dakkapellen ten onrechte geweigerd en heeft de rechtbank ten onrechte haar beroep daartegen ongegrond verklaard.
6.1.    De gronden die [verzoekster] in hoger beroep hierover heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op deze beroepsgronden ingegaan. De voorzieningenrechter kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank over deze beroepsgrond en de conclusie dat er geen sprake is van een lange periode van stilzitten door het college waardoor de rechtszekerheid in het geding is gekomen. Voor zover [verzoekster] aanvoert dat er wel degelijk sprake is van een concreet zicht op legalisatie, overweegt de voorzieningenrechter dat hier ten tijde van het besluit op bezwaar geen sprake van was. Bij besluit van 17 mei 2023 heeft het college het bezwaar van [verzoekster] tegen de opgelegde last ongegrond verklaard. Op dat moment was er geen omgevingsvergunning voor de dakkapellen verleend.   De aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de dakkapellen is door het college geweigerd. De rechtbank heeft vervolgens het beroep van [verzoekster] tegen deze weigering ongegrond verklaard en dus de geweigerde omgevingsvergunning in stand gelaten. Overigens heeft het college naar aanleiding van de stellingen van [verzoekster] over het hoger beroep dat zij heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank omtrent de geweigerde omgevingsvergunning, op de zitting toegelicht dat de geweigerde omgevingsvergunning voor de dakkapellen ziet op andere maatvoeringen dan de huidige dakkapellen en dat gelet daarop er nooit sprake kan zijn van legalisatie van de bestaande situatie.
Conclusie
7.       Gelet op wat hiervoor is overwogen bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter
w.g. Van Ewijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2024
867