ECLI:NL:RVS:2024:3260
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris
Op 12 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de minister van Asiel en Migratie naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag op 18 juli 2024. In die uitspraak verklaarde de rechtbank de beroepen van twee vreemdelingen gegrond, die aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend. De rechtbank vernietigde de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die deze aanvragen op 21 mei 2024 had afgewezen, en bepaalde dat de minister binnen twaalf weken nieuwe besluiten moest nemen.
De minister ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzocht om uitstel van de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de beoordeling van het hoger beroep nader onderzoek vereist en dat deze procedure zich daar niet goed voor leent. Gezien de belangen van zowel de minister als de vreemdelingen, besloot de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter bepaalde dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze beslissing werd genomen door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier, en werd uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2024.