ECLI:NL:RVS:2024:3260

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
202404661/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris

Op 12 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de minister van Asiel en Migratie naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag op 18 juli 2024. In die uitspraak verklaarde de rechtbank de beroepen van twee vreemdelingen gegrond, die aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend. De rechtbank vernietigde de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die deze aanvragen op 21 mei 2024 had afgewezen, en bepaalde dat de minister binnen twaalf weken nieuwe besluiten moest nemen.

De minister ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzocht om uitstel van de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de beoordeling van het hoger beroep nader onderzoek vereist en dat deze procedure zich daar niet goed voor leent. Gezien de belangen van zowel de minister als de vreemdelingen, besloot de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter bepaalde dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze beslissing werd genomen door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier, en werd uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2024.

Uitspraak

202404661/2/V1.
Datum uitspraak: 12 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 juli 2024 in zaken nrs. NL24.22250 en NL24.22252 in het geding tussen:
[vreemdeling1 ] en [vreemdeling 2], mede namens hun minderjarige kinderen,
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluiten van 21 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 18 juli 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de minister binnen twaalf weken na de dag van verzending van de uitspraak met inachtneming ervan nieuwe besluiten op de aanvragen neemt.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       De beoordeling van het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die de minister en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2024
938