ECLI:NL:RVS:2024:3279
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing bescherming op grond van Richtlijn 2001/55/EG
Op 14 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 9 december 2022 was genomen. In dit besluit werd vastgesteld dat de vreemdeling niet in aanmerking kwam voor bescherming op grond van Richtlijn 2001/55/EG. Dit besluit werd later op 20 oktober 2023 door de staatssecretaris bevestigd, waarbij het bezwaar van de vreemdeling ongegrond werd verklaard.
De rechtbank Den Haag had op 26 januari 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. In de uitspraak van de Raad van State werd geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Raad van State nam de motivering van de rechtbank over.
De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.