ECLI:NL:RVS:2024:3288

Raad van State

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
202205027/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen last onder dwangsom opgelegd door college van burgemeester en wethouders van Amstelveen wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen, waarbij hem een last onder dwangsom is opgelegd. Dit besluit volgde op een controle op 20 maart 2019, waarbij [appellant] als bestuurder van een auto werd staande gehouden. Tijdens deze controle ontdekte de politie dat [appellant] in de top 600 van veelplegers voorkomt. Bij de doorzoeking van de auto werden twee Torx schroevendraaiers en een lockpicker aangetroffen, wat werd aangemerkt als een overtreding van artikel 2:44 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Amstelveen, dat het vervoeren of bij zich hebben van inbrekerswerktuigen verbiedt.

Het college legde [appellant] een last onder dwangsom op van € 2.500 per overtreding, met een maximum van € 10.000. [appellant] maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam oordeelde in een eerdere uitspraak dat het college bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen, maar vernietigde het besluit omdat het niet deugdelijk was gemotiveerd. [appellant] ging in hoger beroep tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het college bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen. De Afdeling oordeelde dat de politie op basis van de aangetroffen voorwerpen en de antecedenten van [appellant] en de inzittenden van de auto terecht handelde. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

202205027/1/A3.
Datum uitspraak: 14 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2022 in zaak nr. 20/1603 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen.
Procesverloop
Bij besluit van 20 mei 2019 heeft het college [appellant] een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 3 februari 2020 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 februari 2020 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 mei 2024, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Meyer, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is op 20 maart 2019, omstreeks 03:15 uur, als bestuurder van een auto, in het kader van een controle op de Bovenkerkerweg in Amstelveen staande gehouden. De politie heeft vastgesteld dat [appellant] in de top 600 van veelplegers voorkomt, waarna de politie de auto heeft doorzocht. Onder de bijrijdersstoel lagen twee Torx schroevendraaiers die voor het verwijderen van navigatiesystemen uit auto’s kunnen worden gebruikt en in het dashboardkastje lag een lockpicker waarmee auto’s kunnen worden opengebroken. Dit is aangemerkt als overtreding van artikel 2:44, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amstelveen (hierna: APV). Deze bepaling verbiedt het op een openbare plaats vervoeren of bij zich hebben van inbrekerswerktuigen.
1.1.    Er zijn door de politie drie bestuurlijke rapportages opgemaakt.
In de eerste bestuurlijke rapportage van 23 maart 2019 staat het volgende:
"[…] Doel van de staandehouding, controle op grond van de wegenverkeerswet. Bij deze controle bleek dat de bestuurder veelvuldig voorkomt met diefstallen(TOP 600). Alle inzittenden gecontroleerd en daarbij het voertuig doorzocht. In het dashboard kastje lag een Lockpicker. […] Onder de bijrijdersstoel lagen 2 Torxdraaiers. […] Deze heb ik inbeslaggenomen. Gezien de vele diefstallen en woninginbraken in Amstelveen en gezien het tijdstip in combinatie met de andere inzittenden."
De tweede bestuurlijke rapportage van 18 oktober 2019, die niet is ondertekend door de betrokken verbalisanten, vermeldt het volgende:
"[…] Doel van de staandehouding, controle op grond van de wegenverkeerswet. Bij deze controle bleek dat de bestuurder veelvuldig voorkomt met diefstallen(TOP 600). Alle inzittenden hierop gecontroleerd. Door de antecedenten besloten het voertuig aan een onderzoek te onderwerpen. Hierbij zijn onder de bijrijdersstoel 2-Torxdraaiers aangetroffen. […] Dit is een overtreding van artikel 2.44 APV Amstelveen, het vervoeren van inbrekersgereedschap. Na ontdekking van deze overtreding op heterdaad hierop het voertuig doorzocht op 96b SV. In het dashboard kastje lag een Lockpicker. […]"
De derde bestuurlijke rapportage van 30 oktober 2019 is op ambtsbelofte ondertekend door één van de betrokken verbalisanten en bevat dezelfde inhoudelijke informatie als de tweede bestuurlijke rapportage.
1.2.    Het college heeft [appellant], ter voorkoming van herhaling van overtreding van artikel 2:44, eerste lid, van de APV, een last onder dwangsom opgelegd van € 2.500,00 per overtreding tot een maximum van € 10.000,00.
Wettelijk kader
2.       Artikel 2:44, eerste lid, van de APV luidt: "Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben."
Ingevolge het tweede lid van artikel 2:44 is het verbod uit het eerste lid niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Aangevallen uitspraak
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college bevoegd was [appellant] een last onder dwangsom op te leggen. Volgens de rechtbank mocht het college uitgaan van de juistheid van de tweede bestuurlijke rapportage en is voldoende onderbouwd dat het aantreffen van de Torx schroevendraaiers en de lockpicker op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. Er zijn geen aanwijzingen dat de inhoud van de op ambtsbelofte gemaakte bestuurlijke rapportage niet klopt. Het college heeft deze voorwerpen, gelet op de antecedenten van de inzittenden, de aard van de voorwerpen en het tijdstip waarop [appellant] hiermee is aangetroffen, terecht als inbrekerswerktuigen aangemerkt.
Daarnaast is het aannemelijk dat [appellant] zich bewust was van de aanwezigheid van inbrekerswerktuigen in de auto. Dit maakt de rechtbank op uit de in dit geval specifieke omstandigheden dat [appellant] de bestuurder van de auto was, alle inzittenden antecedenten hadden ten aanzien van diefstal en braak, het tijdstip waarop in de auto werd rondgereden en de aard van de aangetroffen voorwerpen.
De rechtbank heeft vervolgens wel het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd.
Hoger beroep
4.       [appellant] komt op tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen en betoogt in hoger beroep dat van de juistheid van de eerste bestuurlijke rapportage moet worden uitgegaan. [appellant] kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat de gebeurtenissen in de eerste bestuurlijke rapportage niet chronologisch zijn opgesteld. Volgens [appellant] is de juiste volgorde dat na de staandehouding de inzittenden van de auto zijn gecontroleerd, bij de doorzoeking een lockpicker in het dashboardkastje is gevonden en daarna twee Torx schroevendraaiers onder de bijrijdersstoel zijn aangetroffen. Nu moet worden uitgegaan van de volgorde in de eerste bestuurlijke rapportage, was de politie niet bevoegd om meteen over te gaan tot het doorzoeken van de auto door in het dashboardkastje te kijken. Het daarmee onrechtmatig verkregen bewijs had moeten worden uitgesloten, waarmee de grondslag van het opleggen van de dwangsom moet komen te vervallen.
Daarnaast betoogt [appellant] dat de aangetroffen voorwerpen niet als inbrekerswerktuigen kunnen worden aangemerkt. De lockpicker was kapot en onbruikbaar en de Torx schroevendraaiers zijn algemeen in het gebruik. Er was geen verdacht gedrag van de inzittenden van de auto waargenomen. Ook het tijdstip waarop de voorwerpen zijn aangetroffen, is volgens [appellant] niet doorslaggevend.
Verder betoogt [appellant] dat er geen bewijs is dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van de voorwerpen in de auto. Er waren nog twee inzittenden. De voorwerpen zijn gevonden aan de rechterkant van de auto, terwijl [appellant] als bestuurder aan de linkerkant van de auto zat. De andere inzittenden hadden ook antecedenten, dus de voorwerpen kunnen volgens [appellant] ook van hen afkomstig zijn, zonder dat [appellant] zich bewust hoeft te zijn geweest van de aanwezigheid daarvan.
Beoordeling
5.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 12, 13, 16 en 17 opgenomen overwegingen, hierboven onder 3 verkort weergegeven, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan nog toe dat hetgeen [appellant] in hoger beroep naar voren heeft gebracht geen concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de betwiste tweede en derde bestuurlijke rapportage. Gelet op de daarin weergegeven gang van zaken is van strijd met de van toepassing zijnde regelgeving niet gebleken. De politie mocht na de antecedentencontrole en het aantreffen van de Torx schroevendraaiers uitgaan van een heterdaadssituatie. Daarmee was namelijk de APV overtreden en ontstond een doorzoekingsbevoegdheid op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering, waarna in het dashboardkastje een lockpicker is gevonden.
Ook heeft [appellant] het standpunt van het college over de inbrekerswerktuigen in hoger beroep niet nader met bewijsstukken of anderszins ondergraven.
Anders dan in de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:655) het geval was, trad [appellant] op als bestuurder van de auto. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat uit die omstandigheden en de andere specifieke omstandigheden van dit geval kan worden afgeleid dat het aannemelijk is dat [appellant] wetenschap had van de aanwezigheid van de aangetroffen voorwerpen.
Conclusie
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient voor zover aangevallen te worden bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2024
85-1104