ECLI:NL:RVS:2024:3310

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
202404692/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en proceskostenvergoeding

Op 15 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De minister van Asiel en Migratie had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 24 juli 2024 de aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond had verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvragen op 5 juni 2024 niet in behandeling genomen.

De voorzieningenrechter werd verzocht om de uitspraak van de rechtbank te schorsen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist, zodat de minister de vreemdelingen tijdens het hoger beroep aan Kroatië kon overdragen. De vreemdelingen voerden aan dat zij bij een dergelijke overdracht een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de belangen van de vreemdelingen nader onderzoek vereisen, wat niet goed past in de voorzieningenprocedure.

De voorzieningenrechter heeft de minister van Asiel en Migratie ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 875,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202404692/2/V3.
Datum uitspraak: 15 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 24 juli 2024 in zaken nrs. NL24.23347 en NL.24.23349 in het geding tussen:
[vreemdeling 1], mede voor haar minderjarige kinderen en [vreemdeling 2]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluiten van 5 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 24 juli 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de minister nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst totdat de Afdeling op het door hem ingestelde hoger beroep heeft beslist, zodat hij de vreemdelingen tijdens het hoger beroep mag overdragen aan Kroatië.
2.       Gelet op de belangen die de minister en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De vreemdelingen hebben namelijk in beroep gemotiveerd aangevoerd dat zij bij overdracht een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. Als de Afdeling tot de conclusie komt dat het hoger beroep van de minister slaagt en hij de vreemdelingen dus mag overdragen aan Kroatië, vergt dit betoog van de vreemdelingen nader onderzoek waarvoor de voorzieningenprocedure zich niet goed leent (uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1029).
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024
962