ECLI:NL:RVS:2024:3312
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 15 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 maart 2023 niet in behandeling is genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 12 juli 2024 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de minister als de vreemdeling afgewogen. Hij concludeert dat er geen spoedeisend belang aanwezig is, zoals vereist in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had de minister niet expliciet opgedragen om binnen een bepaalde termijn een nieuw besluit te nemen, waardoor de wettelijke beslistermijn van artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.