ECLI:NL:RVS:2024:3313
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 14 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 mei 2024 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, met het argument dat deze kennelijk ongegrond was. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Zuidhoek, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank Den Haag had op 15 juli 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. In het hoger beroep dat volgde, oordeelde de Raad van State dat de rechtbank terecht tot haar beslissing was gekomen. De voorzieningenrechter bevestigde de motivering van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep geen vragen opriep die relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de strikte criteria die worden gehanteerd bij aanvragen voor verblijfsvergunningen en de rol van de rechter in het waarborgen van rechtsbescherming.