ECLI:NL:RVS:2024:3334

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
202405104/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris

Op 15 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De zaak betreft een vreemdeling die op 3 juni 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 8 augustus 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vreemdeling op 14 augustus 2024 hoger beroep heeft ingesteld en dat de termijn voor het hoger beroep nog niet was verstreken. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening te treffen, zodat de voorgenomen beëindiging van verstrekkingen op 15 augustus 2024 achterwege blijft. Dit besluit is genomen om te voorkomen dat de vreemdeling in een onomkeerbare situatie terechtkomt voordat er een definitieve uitspraak is gedaan in het hoger beroep.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek. De totale kosten zijn vastgesteld op € 875,00, welke geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.

Uitspraak

202405104/3/V3.
Datum uitspraak: 15 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 8 augustus 2024 in zaak nr. NL24.23598 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 8 augustus 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft op 14 augustus 2024 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 8 augustus 2024 en de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen beëindiging van verstrekkingen op 15 augustus 2024 achterwege blijft. Alleen al omdat de hogerberoepstermijn nog niet is verstreken, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat de voorgenomen beëindiging van verstrekkingen op 15 augustus 2024 achterwege blijft;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024
962