ECLI:NL:RVS:2024:3429

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
202404986/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitstel van vertrek vreemdeling

Op 21 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 juli 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde en de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vernietigde. De staatssecretaris had op 24 september 2021 de aanvraag van de vreemdeling om uitstel van vertrek afgewezen, en dit besluit was later door de staatssecretaris in bezwaar ongegrond verklaard.

De minister verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van zowel de minister als de vreemdeling in aanmerking werden genomen, maar dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter stelde vast dat de uitspraak van de rechtbank niet vereiste dat de minister het gevraagde uitstel van vertrek moest verlenen, en dat de uitvoering van de uitspraak geen onomkeerbare gevolgen zou hebben.

Uiteindelijk werd het verzoek van de minister afgewezen en werd hij veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. H.G. Sevenster, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.

Uitspraak

202404986/2/V1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 12 juli 2024 in zaak nr. NL22.18862 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 20 september 2022, aangevuld bij besluit van 12 oktober 2023, heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2024 heeft de rechtbank het tegen die besluiten door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de minister binnen tien weken na de dag van verzending van de uitspraak met inachtneming ervan een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De aangevallen uitspraak strekt er niet toe dat de minister het gevraagde uitstel van vertrek moet verlenen. Uitvoering van de uitspraak heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat de minister niet heeft geconcretiseerd waarom uitvoering van de uitspraak een onevenredige inspanning vergt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024
392