202403480/1/R3 en 202403480/2/R3.
Datum uitspraak: 27 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend in Leeuwarden,
appellant,
en
de raad van de gemeente Leeuwarden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 april 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Leeuwarden - Verplaatsing Aldi van Stinzenflora naar De Centrale" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Aldi Groningen B.V. en KB Winkels B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 13 augustus 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.A. Jansen, advocaat te Heerenveen, en de raad, vertegenwoordigd door P. Jager en R.P.A. Otte, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting Aldi Groningen en KB Winkels, vertegenwoordigd door mr. P.H. Revermann, als partij gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip, van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 26 oktober 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Kortsluiting
2. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Inleiding
3. Het plan is een partiële herziening van de bestemmingsplannen "Leeuwarden-De Centrale e.o." van 24 juni 2013 en "Leeuwarden-Aldlân/Pieter Christiaanpark" van 25 november 2013. Aldi heeft verzocht om verplaatsing van haar supermarkt op het adres Stinzenflora 161, omdat daar onvoldoende uitbreidingsruimte is. Het plan voorziet in de planologische mogelijkheid voor verplaatsing van de supermarkt, door op het winkelpark De Centrale een supermarkt toe te staan. Het plan leidt er verder toe dat de mogelijkheid voor een supermarkt op het adres Stinzenflora 161 komt te vervallen.
4. [appellant] woont aan de [locatie]. Zijn woning staat op ongeveer 45 m afstand van de locatie waar de nieuwe supermarkt is voorzien. [appellant] richt zich tegen het plan vanwege de aspecten verkeers- en brandveiligheid en afwijken van gemeentelijk beleid
Toetsingskader bestemmingsplan
5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Verkeer
6. [appellant] stelt dat de Kleyenburg zal gaan fungeren als ontsluiting voor het bevoorradingsverkeer van de supermarkt. Hij betoogt dat dit leidt tot een verkeersonveilige situatie. Volgens [appellant] heeft de weg op het smalste deel een breedte van slechts 3 m. Hij betoogt dat het hier onmogelijk is om met een auto een vrachtauto te passeren. Volgens hem is ten onrechte niet onderzocht of er voldoende ruimte is om deze weg te gebruiken voor vrachtverkeer dat de supermarkt zal bevoorraden.
6.1. De voorzieningenrechter overweegt dat winkelpark De Centrale een locatie is voor grootschalige en perifere detailhandel ten behoeve van de verzorgingsregio Leeuwarden. Het vorige bestemmingsplan "Leeuwarden-De Centrale e.o." van 24 juni 2013 maakte in het nu aan de orde zijnde plangebied perifere detailhandel mogelijk, maar geen supermarkt. De raad, Aldi Groningen en KB Winkels hebben op de zitting toegelicht dat de bevoorrading van winkels op winkelpark De Centrale tot nu toe loopt via de westzijde van het winkelpark en niet via de Kleyenburg. Het is volgens hen echter altijd de bedoeling geweest dat de bestaande winkels in de toekomst worden bevoorraad via de Kleyenburg waarna de vrachtauto’s het winkelpark vervolgens via de westelijke ontsluiting zullen verlaten. Dat de Kleyenburg zal gaan fungeren als ontsluiting voor het bevoorradingsverkeer van het winkelpark is volgens de raad geen gevolg van dit plan. De voorzieningenrechter acht dit juist.
Het gevolg van dit plan is wel dat ook het bevoorradingsverkeer van de supermarkt gebruik zal kunnen maken van de Kleyenburg. De raad, Aldi Groningen en KB Winkels hebben op de zitting het in de zienswijzennota ingenomen standpunt bevestigd dat dit gaat om 3 vervoersbewegingen extra ten opzichte van de 30 vervoersbewegingen door vrachtverkeer behorend bij de bestaande detailhandel op winkelpark De Centrale. De raad vindt dit aantal vervoersbewegingen zodanig beperkt van omvang dat hij zich op het standpunt stelt dat de vestiging van een supermarkt voor [appellant] niet leidt tot een noemenswaardige verslechtering van de verkeerssituatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad zich op dit standpunt heeft mogen stellen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking de toelichting van de raad dat de Kleyenburg in de bestaande situatie, ook op het smalste deel, voldoende breed is om met een vrachtauto te rijden. Dit is bevestigd door Aldi Groningen en KB Winkels. Bovendien heeft de raad in het kader van het voorliggende plan toegezegd dat de gemeente met het oog op de belangen van [appellant] bereid is om een verkeerslicht te plaatsen dat door hemzelf ‘op rood’ kan worden gezet voor naderend vrachtverkeer op het moment dat hij zijn woonperceel via de Kleyenburg wil verlaten. Ten slotte is op de zitting gebleken dat [appellant] ook via een andere route dan via de Kleyenburg de Kanaalweg kan bereiken.
Het betoog slaagt niet.
Brandveiligheid
7. [appellant] betoogt dat in het plan een voorwaardelijke verplichting had moeten worden opgenomen waarmee wordt geborgd dat de brandweer op 10 m afstand van de ingang van de supermarkt kan komen en dat daar een brandweerauto opgesteld kan worden. De brandweer heeft namelijk geadviseerd om dit te borgen. Omdat een voorwaardelijke verplichting in het plan ontbreekt is de brandveiligheid volgens [appellant] in het geding.
7.1. De Afdeling overweegt dat in de zienswijzennota staat dat een opstelplaats voor de brandweer op een afstand van 10 m van de ingang van de beoogde Aldi-vestiging is weergegeven op de inrichtingstekening behorend bij de aangevraagde vergunning voor brandveilig gebruik dan wel de vereiste gebruiksmelding. De raad, Aldi Groningen en KB Winkels hebben op de zitting verklaard dat het advies van de brandweer hiermee op een andere publiekrechtelijke weg is geborgd. De voorzieningenrechter ziet in wat is aangevoerd geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad in het advies van de brandweer geen aanleiding heeft hoeven te zien om een voorwaardelijke verplichting in het plan op te nemen.
Het betoog slaagt niet.
Afwijken beleid
8. [appellant] betoogt dat de keuze om een supermarkt toe te staan op De Centrale in strijd is met het "Beleidskader Retail 2022 Leeuwarden" (hierna: het beleidskader) waarin kaders worden gegeven voor de branchering op winkelpark De Centrale. Vestiging van een supermarkt op De Centrale behoort volgens dit beleidskader niet tot de mogelijkheden, aldus [appellant]. [appellant] betoogt dat niet is gemotiveerd waarom dit dan toch mogelijk wordt gemaakt.
8.1. De raad heeft op de zitting desgevraagd verklaard dat de keuze om een supermarkt te vestigen op De Centrale afwijkt van het gemeentelijk beleid in het beleidskader, omdat De Centrale is bedoeld voor volimineuze detailhandel. De voorzieningenrechter overweegt dat de raad kan afwijken van het door hem vastgestelde beleid, mits deugdelijk gemotiveerd. Bij het opstellen van het beleidskader is in een voetnoot op bladzijde 14 al een motivering voor afwijking van het beleid voor deze supermarkt gegeven. Daaruit blijkt dat de raad een uitzondering wil maken voor de vestiging van een solitaire supermarkt die geen onderdeel is van een regulier winkelgebied, indien op de achter te laten supermarktlocatie - zoals in dit geval - detailhandel planologisch verdwijnt. Onder deze voorwaarde is er naar de mening van de raad hooguit een beperkte toename van het aantal supermarktmeters in Leeuwarden, wordt een solitaire supermarktlocatie verlaten voor een winkelgebied, is per saldo sprake van een structuursversterking en vindt er geen onevenredige aantasting van de verzorgingsstructuur plaats. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad hiermee toereikend heeft gemotiveerd waarom afwijking van het uitgangspunt dat op De Centrale geen supermarkten worden gevestigd, gerechtvaardigd is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Gelet hierop wordt het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen, afgewezen.
Proceskosten
10. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
voorzieningenrechter
w.g. Priem
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2024
646