ECLI:NL:RVS:2024:3453
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om een verblijfsvergunning asiel en voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 januari 2024 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd opnieuw afgewezen. Tevens is de vreemdeling ambtshalve geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 10 juli 2024 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Alkir, advocaat in Eindhoven, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke onderbouwing van hoger beroep en de voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden getroffen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.